Zaanstad gaat zich inspannen om het aantal standplaatsen voor woonwagens uit te breiden, zodat de kinderen van de huidige bewoners hun levensstijl kunnen voortzetten. Het college heeft het nieuwe Zaanse woonwagenbeleid naar de raad gestuurd.
Dat is opgesteld vanuit het uitgangspunt dat woonwagenbewoners beschermd dienen te worden tegen discriminatie, dat hun mensenrechten gewaarborgd worden en dat zij rechtszekerheid en duidelijkheid over hun positie ervaren. Het geeft richtlijnen hoe de woonwagencultuur een plek kan krijgen in Zaanstad, schrijft het college aan de raad. 'De gemeente vindt het belangrijk om voor voldoende aanbod van standplaatsen te zorgen, zodat woonwagenbewoners binnen een redelijke termijn kans hebben op een plek.' Dat betekent net zolang wachten als op een reguliere woning.
Daarnaast wil de gemeente werken aan woonwagenlocaties die schoon en veilig zijn en dat ook in de toekomst blijven. Daar waar het beleid in het verleden meer gericht was op de relatie en integratie van de woonwagenbewoners ten opzichte van de bredere samenleving, is het nu meer gericht op het waarborgen en faciliteren van de eigen cultuur. Dat gebeurt op landelijk voorschrift .
Het nieuwe beleid zou ertoe moeten leiden dat de trend van de afgelopen decennia, een gestage daling van het aantal standplaatsen, wordt gekeerd. De nationale Ombudsman heeft al in 2017 het rapport Woonwagenbewoner zoekt standplaats
uitgebracht, waarin is aangegeven dat de mensenrechten van de woonwagenbewoners gewaarborgd en hun culturele identiteit erkend moeten worden. Het Zaans woonwagenbeleid uit 2000 moest nodig geactualiseerd worden om daaraan te voldoen.
Het woonwagenbeleid kwam er na de intrekking van de Woonwagenwet in 1999, waarmee het woonwagenbeleid gedecentraliseerd werd. De zorgplicht van de overheid wat betreft passende woonruimte was vanaf dat moment gelijk aan die voor burgers die niet in een woonwagen wonen. Een wettelijke verplichting voor een gemeente om een woonwagencentrum in stand te houden was daarmee niet meer noodzakelijk. Het leidde in sommige gemeenten tot een uitsterfbeleid, maar Zaanstad heeft nooit expliciet een dergelijk beleid gehad om het aantal woonwagens terug te brengen tot nul.
In het rapport van de Ombudsman zijn aanbevelingen gedaan voor het Rijk en voor gemeenten. Het Rijk heeft daarom een beleidskader gemaakt als handvat voor gemeenten. Er zijn in Zaanstad momenteel zeven kampen en één woon-/werklocatie voor kermisexploitanten met een totaal van 74 standplaatsen. Daarvan zijn er 64 particulier eigendom en tien standplaatsen zijn van Parteon en worden verhuurd. Wanneer er een huurwagen beschikbaar komt wordt deze niet opnieuw verhuurd, maar verkocht.
In 2019 is onderzoek gedaan naar de behoefte aan standplaatsen
en de situatie van de huidige standplaatsen. De uitkomsten hiervan zijn (kort samengevat):
Afgelopen voorjaar zijn de zeven Zaanse locaties nader beoordeeld op brandveiligheid en op drie plekken is die in het geding: de Piet Kuiperlaan in West-Knollendam , de Ringweg in Zaandam en de Rosariumlaan in Krommenie. Die terreinen worden binnen drie jaar heringericht. Voor de op te heffen locatie Zaanderhorn moet een alternatief komen. Het uitgangspunt is dat voor inwoners die in woonwagens wonen dezelfde rechten, maar ook plichten gelden als voor ieder andere inwoner binnen de gemeente Zaanstad, schrijft het college.
Op (nieuwe) locaties mogen geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden tenzij die zijn toegestaan op basis van het bestemmingsplan is toegestaan, er mogen uitsluitend legale bouwwerken staan voor alle opstallen moet een omgevingsvergunning zijn verleend, tenzij deze vergunningsvrij zijn en er mag geen sprake zijn van (milieu)overlast in welke vorm dan ook, luiden enkele van de voorschriften.