Optimaal profiteren van gunstige ligging in groeiregio Amsterdam

Zaanstad heeft sterke troeven om rood, blauw en groen te verbinden.
Zaanstad heeft sterke troeven om rood, blauw en groen te verbinden.
Foto: Wikipedia

Koos van Dijken van Platform31 bracht voor Zaanstad in beeld welke trends en ontwikkelingen op de gemeente afkomen, aan de hand van een landelijk rapport. Het is een hele kluif, maar het lezen zeker waard. Een kernzin: Er verandert de komende 30 jaar meer dan in de voorafgaande 300.

Zaanstad groeit de komende 20 tot 25 jaar van 154.000 naar mogelijkerwijs 200.000 inwoners. En het aantal huishoudens neemt naar verwachting toe van 70.000 naar 90.000. Dit zijn met name eenpersoonshuishoudens en vooral ouderen. Dit betekent dat er ook maar één inkomen is. Zodat, naast de vraag of de Zaanse woningen wel aansluiten bij de toekomstige woonwensen van deze huishoudens, ook de betaalbaarheid van de woningvoorraad een vraagstuk wordt.

In Zaanstad neemt de groep 80-plussers sterk toe in de komende twintig jaar, van iets meer dan 6000 nu naar zo’n 14.000 tot 15.000 inwoners. Opmerkelijk is dat de potentiële beroepsbevolking naar verwachting niet afneemt in de komende twee decennia. De groep tussen vijftien en 67,5 jaar (een benadering van de potentiële beroepsbevolking) groeit nog met bijna drie procent, terwijl in heel Nederland die potentiële beroepsbevolking met meer dan zes procent afneemt. Dit kan de concurrentiepositie van Zaanstad verbeteren en de gemeente aantrekkelijk maken als vestigingsplaats voor bedrijven.

Arbeidsmarkt

Wij zien overal dat de economie in toenemende mate een zandlopermodel wordt. Het aandeel van beroepen met routinematige taken in het middensegment van de arbeidsmarkt (boekhouders, logistiek medewerkers, notarissen en administratief personeel) neemt af. De positie van laagopgeleiden blijft daarentegen stabiel en voor de laagopgeleiden zijn vele banen beschikbaar (denk aan de horeca, recreatie, persoonlijke dienstverlening).

Het verlies van banen voor laagopgeleiden door automatisering en het verplaatsen van werk naar lagelonenlanden heeft in belangrijke mate al plaatsgevonden. Er is eerder kans dat deze banen deels terugkomen (het Zara-productiemodel, 3D-printing). De positie van hogeropgeleiden is sterk en blijft sterk (al moet het gevaar van overeducatie niet uitgesloten worden).

Sociale tweedeling

Er zijn in Zaanstad relatief veel laagopgeleiden. Per 1000 inwoners tussen vijftien en 65 jaar zijn er 211 laagopgeleiden: dat aantal ligt zowel in Noord-Holland als in de rest van Nederland zo’n 20 procent lager. Het gemiddelde huishoudinkomen wijkt in negatieve zin steeds verder af van het landelijk gemiddelde. Daarbij is het probleem niet zozeer het relatief hoge aandeel laagopgeleiden. Juist voor hen zijn er kansen op de huidige arbeidsmarkt.

Voor de lageropgeleiden is vooral het gevaar dat hun positie precair blijft omdat een deel van de middengroepen naar beneden zakt en de lageropgeleiden verdringt of zal verdringen. In de loop van een jaar is de omvang van deze groep zakkers tussen de twaalf en 28 procent, volgens het recente rapport De val van de middenklasse van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.

Middenklasse

Voor de middenklasse zijn er dramatische scenario’s dat door technologische ontwikkelingen 50 procent zonder werk zal komen te zitten. Andere deskundigen verwachten dat dit hooguit tien procent zal zijn. Veel banen op middenniveau zijn een bundeling van specifieke werkgerelateerde vaardigheden met zaken als geletterdheid, rekenvaardigheid, aanpassingsvermogen, probleemoplossend vermogen en gezond verstand. In een roboteconomie worden niet-cognitieve vaardigheden als doorzettingsvermogen en veerkracht belangrijker. Het zijn vooral de MBO’ers onder de middengroepen (méér dan de personen met een havo- of vwo-opleiding) die risico lopen.

Zaankanters met een laag inkomen wonen ruimtelijk geconcentreerd in bepaalde wijken en de score voor sociale samenhang wijkt in Zaanstad 4,2 punten negatief af van het landelijk gemiddelde. Ook is er in Zaanstad een grote ruimtelijke spreiding van het gebruik van sociale voorzieningen. Ondanks de oude Zaanse cultuur in de kernen, de saamhorigheid en het sterke verenigingsleven wordt voor heel Zaanstad deze sterke sociale samenhang niet gemeten.

Duurzaamheid

Er zijn drie fundamentele transities op komst: de energietransitie (het gebruik van fossiele brandstoffen tot bijna nul reduceren), de transitie naar een circulaire economie (om de uitputting van grondstoffen en de uitstoot van reststoffen te verminderen) en de gedeeltelijke eiwittransitie (minder rood vlees en zuivel produceren en consumeren).

Het Planbureau voor de Leefomgeving (backcastingmodel E-design en Joulebak) laat zien dat het gaat om én, én, én. Voor Zaanstad zijn belangrijke aandachtspunten:

  • energiebesparing in woningen (huizen die gemiddeld niet of nauwelijks energiezuinig zijn, gebouwen (ook van de gemeente). Is hiervoor een investeringsplan?
  • Het mogelijk maken van CO2-afvang en -opslag
  • Nulemissie voertuigen (ook voor de verbetering het woon- en leefklimaat)
  • Duurzame warmte voor woningen en gebouwen
  • Elektriciteit van zon en wind

Daarbij is een zeer belangrijke rol weggelegd voor de lokale overheid. Die wordt, net zoals vroeger, weer in belangrijke mate verantwoordelijk voor de lokale, duurzame elektriciteitsproductie. Dit vraagt ook een zwaarder en slimmer elektriciteitsnet en een nieuwe organisatie van het hoog- en middenspanningsnet.

Tegelijkertijd zijn er grote kansen. De circulaire economie kan tot nieuwe werkgelegenheid leiden, ook voor lageropgeleiden. En de duurzaamheidstransitie van woningen, kantoren en scholen kan een belangrijke impuls zijn voor de bouwnijverheid waarin Zaanstad sterk is. Het is dan wel van belang dat de bouwsector voldoende innovatief is en dat de bouwvakkers over de benodigde vaardigheden beschikken, waar het nu in belangrijke mate aan schort.

Regionale opschaling

In De Nieuwe Gemeentekaart van Nederland van Marlet en Van Woerkens worden 57 daily urban systems in Nederland onderscheiden. De essentie daarvan is wat er economisch, sociaal en ruimtelijk feitelijk aan de hand is. Het daily urban system is het geografische gebied waarbinnen de meeste inwoners wonen, werken, recreëren en van voorzieningen gebruikmaken en deze overstijgen de huidige gemeente- en provinciegrenzen.

In De Nieuwe Gemeentekaart van Nederland is Zaanstad onderdeel van het daily urban system Amsterdam en omstreken, met bijna 1,8 miljoen inwoners het omvangrijkste van het land qua inwonertal. Zaanstad wordt met Amsterdam steeds meer één aangesloten stedelijk gebied. En op dit gebied moet het economische, sociale, onderwijs-, arbeidsmarkt-, ruimtelijke en woonbeleid zich sterk richten. Dan worden Zaanstad en Amsterdam meer dan de som der delen.

Voor het stedelijke weefsel zijn goede kris-kras verbindingen onontbeerlijk. Fysiek (met de auto, het OV, ponten over Zaan en IJ, (snel)fietspaden, digitaal, via breedbandverbindingen) maar ook psychologisch: mensen moeten zich onderdeel van de regio voelen. De bereikbaarheid is ook van belang omdat de kracht van de stad mede bepaald wordt door het aantal banen dat bereikbaar zijn. Dat is goed ontwikkeld in Zaanstad (plaats tien van 50 steden), maar moet ook goed blijven.

Bestuur

De komende 30 jaar verandert er meer dan in de afgelopen 300 jaar. Steden bevinden zich op een kantelpunt. Oude kennis, wijsheden, vuistregels, vaardigheden en activa verliezen hun waarde en betekenis. Van een hiërarchische top-down samenleving gaan we naar een duurzame, bottom-up netwerkmaatschappij. Veranderingen zorgen voor onzekerheid maar ook voor innovatie en kansen. Een belangrijke opgave is daarbij om oog te hebben voor kleinschalige ontwikkelingen, nieuwe initiatieven en nieuwe actoren.

Kansen

Zaanstad ontleent een zeer sterke positie aan zijn ligging in het hart van de Metropoolregio Amsterdam en is steeds sterker met de hoofdstad verweven. Zaanstad profiteert van de dynamiek en de sterke economische ontwikkeling van Amsterdam. Dit komt onder andere tot uiting in de huidige sterke stijging van de Zaanse woningprijzen in Zaanstad. Als Zaanstad ergens anders zou liggen, zou de zestiende stad van ons land wat aantrekkelijkheid om te wonen betreft op plek 41 van 50 steden staan. Door zijn ligging schuift de  die aantrekkelijkheid maar liefst zeventien plaatsen op (naar 24). Dit wordt verder vooral verklaard door de bereikbaarheid van banen (plaats tien) en de veiligheid (plaats dertien). Daarbij is de ligging boven het Noordzeekanaal minder gunstig dan die van de steden en regio’s daaronder.

Zwaktes

De kwetsbaarheid van Zaanstad blijkt uit de zwakke sociaal-economische positie. In de Atlas voor gemeenten staat Zaanstad wat dat betreft op plaats 39 van de 50 Nederlandse steden. Een positie die de afgelopen tien jaar ook nog eens is verslechterd. Het geringe aantal banen, het percentage laagopgeleiden, de omvang van de bijstandspopulatie en het grote aantal arbeidsongeschikten zijn hier mede debet aan. Het aantal banen per 1000 inwoners is relatief laag: in 2016 606 per 1000 inwoners. In vergelijkbare gemeenten zijn dat er 20 tot 35 meer.

Een sterkere samenwerking met Amsterdam en de Schipholregio kan het werkgelegenheidsperspectief voor Zaankanters verbeteren. Daarbij zijn de ontwikkelingen rond de geplande Amsterdamse nieuwbouwwijk Haven-Stad (60.000 arbeidsplaatsen erbij is de belofte) veelbelovend. De groeiende tweedeling op de arbeidsmarkt vraagt om een dubbelstrategie. Zowel kenniswerkers en innovatief talent aantrekken als een strategie gericht op het versterken van de kwaliteit van de beroepsbevolking, onderwijs en arbeidsmobiliteit.

Omdat de aantrekkelijkheid van de woon- en leefomgeving zo belangrijk is, is Zaanstad kwetsbaar door de relatief geringe kwaliteit van de woningen en de vele kleine eengezinswoningen (minder dan 100 vierkante meter). Daar komen de funderingsproblematiek en het feit dat veel woningen niet of nauwelijks energiezuinig zijn nog bij. Hopelijk worden die kleine woningen met de sterke toename van het aantal eenpersoonshuishoudens op termijn weer een sterk punt, maar dan moet wel de kwaliteit op orde zijn.

Kwetsbaar

Zaanstad is ook kwetsbaar door de relatief lage duurzaamheidsscores. Een score die vanwege de traditionele industrie, de gemiddeld weinig duurzame woningvoorraad en de kwetsbaarheid voor klimaatverandering (intensievere regenval, overstromingen) niet makkelijk is om te buigen. Vergeleken het Nederlandse gemiddelde is de duurzaamheidscore van Zaanstad lager, het aantal zonne-energie-installaties per 1000 inwoners kleiner, het vermogen aan zonne-energie per 1000 inwoners geringer en het aandeel hernieuwbare energie eveneens. Op de duurzaamheidsbalans van Telos neemt Zaanstad positie 369 in op de ranglijst van 393 gemeenten. Wel is de score voor de energie-ambities van de gemeente hoger dan gemiddeld.

De grote veranderingen die plaatsvinden – en het aanpassingsvermogen dat nodig is – betekent niet alleen dat een bedrijf ten onder kan gaan, maar ook een regio, stad en gemeente kan in belang en betekenis inboeten. Leiden was ruim 100 jaar geleden een belangrijke stad en Eindhoven een onbeduidend dorp. En kijk nu eens.

Concurrentie

In de Randstad (en in andere landen en regio’s in de wereld) blijkt dat ‘werken wonen volgt’ en dat zal naar verwachting alleen maar sterker worden. Als gevolg hiervan gaan gemeenten, steden en regio’s elkaar steeds sterker strategisch beconcurreren op kwaliteit, variatie, duurzaamheid, nabijheid van groen, natuur en water én bereikbaarheid. Zaanstad moet dit strategische spel meespelen, en zeker qua cultuur en restaurants is er volgens de Atlas Nederlandse Gemeenten voor Zaanstad nog veel te winnen.

De structuur van de economie wijzigt en zal in de toekomt blijven wijzigen. Er treedt een belangrijke verschuiving op van werkgelegenheid bij het grootbedrijf naar banen in het kleinbedrijf en zzp’ers. De kleine, innovatieve bedrijven specialiseren zich, bedienen nichemarkten, richten zich op de ontwikkeling, design, regie en marketing van nieuwe producten en diensten, en proberen nieuwe ideeën uit. Wat daarmee ook verandert is de woon- en werkplek van de ondernemers. In toenemende mate is het woonhuis ook de werkplek.

Werken en wonen

Door die trend bieden woonwijken en buurten in toenemende mate een breed pallet van economische activiteiten: 45 procent van de stedelijke bedrijvigheid speelt zich nu al af in woonwijken. Ook in Zaanstad (Plabeka-cijfers) is de grootste groei niet op bedrijventerreinen of kantoorlocaties, maar in het centrum en in een aantal woonwijken. Door functiemenging meer of minder mogelijk te maken, kan de bedrijvigheid in de Zaanse woonwijken en buurten – en de economische transformatie – verder bevorderd of juist belemmerd worden.

Bij het volhouden en doorpakken hoort ook het vasthouden van de goede positie van Zaanstad op het gebied van veiligheid, het intensief bestrijden van ondermijning en de relatief goede positie op het gebied van ‘geluk’ : Zaanstad wordt gekenmerkt door veel gelukkige mensen (plaats veertien in de Atlas) en door een forse toename van het aantal gelukkige mensen in de afgelopen jaren.

Gezien de sterke ontwikkeling in de regio Groot-Amsterdam is de banenontwikkeling in Zaanstad teleurstellend. De sterke groei van het toerisme, en de toegenomen verblijfsduur van buitenlandse gasten, compenseert klaarblijkelijk nog niet volledig het banenverlies in andere sectoren. Hieruit blijkt onder andere ook de kwetsbaarheid van de Zaanse economie.

Re-integratie

Werk verbetert de leef-, gezondheids- en inkomenssituatie van Zaankanters die het sociaal-economisch niet makkelijk hebben. En er blijft alle reden om dat na te streven. Toch lukt het tot nu toe slecht om meer Zaankanters te integreren in de arbeidsmarkt en uit de uitkering te krijgen. Om tot betere re-integratieresultaten te komen, zijn de bijvoorbeeld de volgende opties te overwegen:

  • Begeleiding, bemiddeling en controle op verplichtingen voor mensen met een kleine afstand tot de arbeidsmarkt
  • Loonkostensubsidies en beschutte werkplaatsen zijn effectief voor mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt of met een verstandelijke beperking (ongeveer 25 procent van de laagopgeleiden in Nederland)
  • Een belangrijke groep laagopgeleiden is laaggeletterd of heeft een taalachterstand; een grotere inzet op het versterken van de Nederlandse taalvaardigheid met gemeentelijke middelen is voor deze groep een optie
  • In algemene zin is scholing alléén nuttig als die gericht is op werkzoekenden met een grote kans op langdurige werkloosheid; daarbij is educatie pas effectief op langere termijn
  • Een intensieve samenwerking tussen de arbeidsmarktregio’s – zeker wat betreft arbeidsmarktinformatie en -bemiddeling – van Zaanstreek/Waterland, Groot-Amsterdam, Noord-Holland Noord, Zuid-Kennemerland en de IJmond. Er is in wezen sprake van één arbeidsmarkt, zeker van Groot-Amsterdam en Zaanstad)
  • De meeste banen ontstaan door vervanging en dit kan men theoretisch in kaart brengen en op anticiperen. Bij voorkeur gezamenlijk als twee of vier arbeidsmarktregio’s. En als lageropgeleiden moeite hebben om naar een baan in de grotere regio te reizen, dan zijn daar allerlei oplossingen voor te bedenken zowel door werkgevers als de gemeenten.

Bij quality of living hoort het verbeteren van de woon- en leefmilieus door rood, groen en blauw steeds beter met elkaar te verbinden en een grotere variëteit aan woningen aan te bieden. Juist Zaanstad heeft op zich sterke troeven om rood, blauw en groen beter met elkaar te verbinden: specifieke groene kwaliteiten (veengebieden), blauwe (Zaan) en rode (industrieel erfgoed). Daar horen ook de kleinere kernen bij. Het is een deelgebied met een geheel eigen karakter en als dat bewaard en verstrekt kan worden, kan Zaanstad daar nog veel plezier aan beleven.

Gemeenschappen

Dat mensen in toenemende mate met gelijkgestemden willen wonen, heeft een financieel-economische oorzaak en wordt ook gedreven door een sociaal-culturele trend om met gelijkgestemden te willen wonen. De gemeenschappelijkheid kan zitten in etniciteit, in levensfase (gezinnen die bij elkaar wonen en bijvoorbeeld een binnentuin delen), in het delen van een bepaalde hobby (golven, paardrijden, watersport) of in het hebben van een bepaalde levensovertuiging (zoals in duurzaam of klimaatneutraal ingerichte woonwijken).

Het inspelen op deze trend zien wij in afgesloten woondomeinen, in de privatisering van de openbare ruimte, in complexen met gezamenlijke voorzieningen (zorgcoöperaties), in collectief particulier opdrachtgeverschap, in thematisch samenwonen (waterwonen, retroarchitectuur, energieneutrale woningen, zelfbeheer, zorgcoöperaties) en in ‘communities’ voor senioren.

Klimaatverandering

Hoewel de uitstoot van broeikasgassen afneemt, blijven de risico’s door klimaatverandering bestaan. Nederland krijgt te maken met grotere extremen in neerslag en in rivierwaterafvoer, zeespiegelstijging en meer hete zomerse dagen. Dit kan, zeker ook in Zaanstad, leiden tot schade, overstromingen en overlast. Het is noodzakelijk om bij de ruimtelijk-economische plannen rekening te houden met adaptatiemaatregelen die mogelijkerwijs verder moeten gaan dan men nu denkt.

Er is meer inzet nodig om bij nieuwbouw, herstructurering en vernieuwing van riolen, wegen, leidingen, huizen en gebouwen klimaatbestendigheid beter te verankeren. Ook kleinschalige interventies die veelvuldig toegepast worden, kunnen de kwetsbaarheid van Zaanstad verkleinen en tegelijkertijd de leefbaarheid vergroten. Bijvoorbeeld door bewoners te stimuleren om groene daken aan te leggen en niet de hele tuin te verharden.

Cultuur

Het verbeteren en versterken van de cultuur is van belang omdat Zaanstad in woonaantrekkelijkheid uitgesproken zwak scoort op cultureel en culinair aanbod. Daarbij is het natuurlijk verstandig om de cultuur zo veel mogelijk complementair te versterken ten opzichte van Amsterdam. Bijzonder zijn daarbij zonder meer De Zaanse Schans, Inverdan, het industriële erfgoed, het verenigingsleven en dergelijke.

Daarbij hoort het versterken van kwalitatief goed en gevarieerd onderwijs op alle niveaus. Sommige steden zetten stappen op dat terrein. Zo investeert de gemeente Den Haag in Engels op basisscholen omdat dat hoort bij de internationale stad van vrede en recht. Om in de huidige kennis- en diensteneconomie goed te kunnen functioneren, zijn vele vaardigheden nodig.

Van andere steden en uit de literatuur kan geleerd worden dat men verder kan gaan dan de wettelijke taken als gemeente (onderwijshuisvesting, voor- en vroegschoolse opvang, volwasseneneducatie) en dat men extra gemeentelijke middelen kan uittrekken voor bijvoorbeeld het creëren van extra stageplaatsen en leerwerkplekken voor scholieren, het inzetten op extra leertijd voor leerlingen (taal, zaterdag-, weekend- en zomerscholen) of het investeren in de kwaliteit van scholen en leraren. En vooral van levenslang leren echt een prioriteit te maken. De Amsterdam Economic Board, waar Zaanstad in meedoet, heeft met het House of Skills mooie voorbeelden die uitgewerkt worden.

Kernen

Zorg voor ‘nabijheid’ en ‘meer zekerheid’ voor Zaankanters die het gevoel hebben er niet meer bij te horen (ook in de kernen). De hoogleraren Evelien Tonkens, Monique Kremer en Cok Vrooman houden zich onder andere bezig met het nadenken over het verbinden met diverse groepen in de samenleving. Cok Vrooman met zijn analyses van de verschillende groepen in de samenleving (‘de gevestigde bovenlaag’, ‘de jongere kansrijken’, ‘de werkende middengroep’, ‘de comfortabel gepensioneerden’, ‘de onzekere werkenden’ en ‘het precariaat’) en de mate van maatschappelijk ongenoegen bij deze groepen in de samenleving.

De methodiek van het Sociaal Cultureel Planbureau kan Zaanstad ook gebruiken om de verschillen (en de noodzaak van verbinden en invoelen) in kaart te brengen. En Evelien Tonkens met haar pleidooi voor méér maatwerk, intelligentie en empathie voor de verschillende groepen in de samenleving en hun kenmerken en behoeften wijst misschien ook een weg.

Lastige burgers

Het overheidsbeleid richt zich volgens Tonkens vooral op de ‘lastige burgers’ en ‘de enthousiast betrokken burgers’. Er zijn volgens haar echter drie andere groepen burgers waar veel minder oog voor is en die zich vaak niet gehoord en gezien voelen in het beleid en door de politiek. Zij noemt deze drie groepen ‘de diffuus mondigen’, ‘de verlatenen’ en ‘de gekrenkten’. Gezien de karakteristieken van deze drie groepen moet de overheid volgens haar met een specifieke aanpak laten blijken dat ook zij erbij horen, gehoord en gezien worden.

Menigeen hunkert naar saamhorigheid en geborgenheid. De teloorgang van normen en waarden, de manier waarop wij met elkaar omgaan, staat al jaren op nummer één in de top tien van grootste zorgen. Er is behoefte aan meer sociale cohesie en gemeenschapsgevoel, maar zonder het geitenwollensokkensfeertje dat daar omheen hangt of paternalisme van de overheid.

Hoe dat te bereiken? Moeten ambtenaren veel meer de straat op en véél vaker de telefoon pakken in plaats van zich te verschuilen achter formulieren, callcenters, digitale portals en 14.000 nummers?

Gezamenlijkheid

Andere mogelijke zoekrichtingen zijn om met allerlei (burger)initiatieven, meer solidariteit op de arbeidsmarkt, het temperen van inkomensverschillen, een versterking van de publieke sector als symbool van gezamenlijkheid, het stimuleren van actief burgerschap en het versterken van de participatieve en representatieve democratie burgers meer greep op ‘het systeem’ te geven. Dit kan burgers met elkaar verbinden en tot nieuwe vormen van solidariteit leiden.

Om in te spelen op de structuurwijzigingen in de economie, op de verdergaande taakdifferentiatie, de kansen die groene groei biedt, de toename van de persoonlijke dienstverlening en de behoefte aan nieuwe vormen van zorg in wijk en buurt is ondernemerschap van groot belang. Allerlei vormen van nieuw sociaal ondernemerschap doet zich voor onder allerlei begrippen: buurtzorg, buurtdiensten, buurtbedrijven, wijkontwikkelbedrijven, coöperaties, duurzame energiedienstenbedrijven, stadslandbouw, buurtrestaurants, thuis afgehaald, huiskamerverkopen en allerlei vormen van ruilhandel. Dit heeft niet alleen te maken met ondernemerschap, maar het delen van spullen of kamers kan ook de zwakke inkomenspositie en armoede van groepen Zaankanters verminderen.

Sommige deskundigen zien zelfs, mede door de toekomstige mogelijkheden van 3D-printing, de kleinschalige industrie en het ambacht weer terugkeren in de (binnen)steden. Om op deze kansen in te spelen, zijn geen academici, hoger opgeleiden en creatieven nodig. Ondernemerszin, klantgerichtheid, sociale vaardigheden en motivatie zijn voor mensen met allerlei opleidingen en achtergronden voldoende om de ondernemerskansen te benutten. Wel kunnen goedkope bedrijfsruimtes, broedplaatsen, hotspots, experimenteerruimtes en locaties aan de rafelranden van de stad de ontwikkeling van starters, zzp’ers en kleine bedrijven helpen bevorderen.

Ondernemerslasten

Uit allerlei scores blijkt dat Zaanstad het ondernemerschap kan bevorderen door het verlagen van lasten en het vereenvoudigen/afschaffen van regels. Zaanstad is niet de goedkoopste en meest MKB-vriendelijke gemeente voor ondernemers. Ook de woonlasten zijn in Zaanstad relatief hoog – in 2014 het hoogst van 36 grote gemeenten. Sommige gemeenten zijn van mening dat lage lasten en weinig regels de groei van (MKB-)ondernemingen positief beïnvloedt. Diverse gemeenten verlagen daarom bewust de lasten om het ondernemerschap te bevorderen en om de ontwikkeling van startende en/of (MKB-) ondernemingen te bevorderen.

Voor de gemeente is belangrijk om met alle investeringen in woningen, wijken, maatschappelijk vastgoed, de ondergrond en openbare ruimte rekening te houden met de energietransitie en de klimaatopgave. Landschapsarchitecten kunnen uitgedaagd worden om Zaanstad met hoge kwaliteit te vergroenen en te laten zorgen voor waterberging. Er is ook een belangrijke overheidsrol omdat de duurzaamheidstransitie ingrijpende ruimtelijke consequenties heeft. Regionale samenwerking en afstemming is noodzakelijk.

De overheid moet nog steeds de kloof tussen rijk en arm, gezond en ziek en insluiting en uitsluiting, zien te dichten. Dit is ook complex omdat het lokale bestuur steeds meer regionaal moet samenwerken. Het valt niet uit te sluiten dat de ontwikkeling daarbij toe gaat naar méér variatie, méér flexibiliteit en minder vrijblijvendheid in de bestuurlijke arrangementen. Daarbij moet de overheid sturen op rechtmatigheid, sturen op prestaties, sturen op samenwerking en sturen in de netwerksamenleving.

Duidelijke keuzes

De zelforganisatie van burgers maakt het ook ingewikkelder omdat de politiek moet durven zeggen: er treden grotere verschillen op, de ene dementerende (met eigen kracht) wordt niet geholpen en de andere wel (zonder eigen kracht). Dat de politiek dit moet uitdragen, vergt lef en moed. De politiek moet ook incidenten en risico’s accepteren. Het dilemma is dat de risico’s toenemen, maar dat alléén door loslaten – en geen zekerheden vooraf vragen – risico’s beheerst kunnen worden. En last but not least: maak duidelijke keuzes en zet in op samenhang in doel, koers en instrumenten.

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen