Gemeente ongenadig om de oren geslagen wegens huishoudelijke hulp

Foto: Pixabay / Open Clipart - Vectors

Is Zaanse aanpak huishoudelijke hulp in strijd met de wet?’ kopten wij op 26 april. Het antwoord is ‘ja’ en de gemeente weet dat als geen ander: eerder vorige maand werd Zaanstad ongenadig op de vingers getikt door de bestuursrechter in Haarlem, die geen spaan van de hier gevolgde werkwijze heel liet. In een brief die het college in mei naar de raad stuurde over een onderzoek naar de kosten van huishoudelijke hulp bleef de vernietigende uitspraak buiten beschouwing.

De zaak in Haarlem draaide om een inwoonster met fysieke en psychische beperkingen die tot 1 juni 2017 werd bijgestaan door haar dochter, die echter onder haar werklast dreigde te bezwijken. Daarom werd tijdelijk een zwaarder regime toegestaan met meer taken voor ingehuurde krachten. Daaraan kwam op 1 januari 2018 een einde, maar de zorgvraagster vroeg om een verlenging omdat haar dochter niet in staat was de taken in het huishouden weer op te pakken. Ze gaf bovendien aan dat de geleverde huishoudelijk hulp niet toereikend was. Het Sociaal Wijkteam daarentegen achtte de dochter zonder nader onderzoek wel weer in staat om de nodige ondersteuning te bieden.

Onduidelijkheid troef

De resultaatgerichte aanpak die de gemeente hanteert bij het toekennen van huishoudelijke hulp heeft als uitgangspunt dat die een schoon en leefbaar huis moet opleveren. Er is een ‘normering schoon huis’, met de taken die onder de huishoudelijke ondersteuning vallen en de frequentie waarmee deze dienen te worden uitgevoerd. De klant kon in het geval van de in Haarlem aanhangig gemaakte zaak volgens de gemeente zelf de regie voeren en zelf met de zorgaanbieder afspreken wat er in het huishouden gedaan moest worden. Ontevredenheid over de resultaten moeten worden gsproken met de zorgaanbieder of met het Sociale Wijkteam ‘om samen te zoeken naar een oplossing,’ zo stelde Zaanstad. Maar de inwoonster zette daar tegenover dat er helemaal geen gedegen onderzoek naar haar persoonlijke situatie en noden was uitgevoerd. Er was geen duidelijke inventarisatie van de ondersteuningsbehoefte. Ze wist niet waarom ze was ingeschaald in de categorie waarin ze terecht was gekomen en ze wist niet waar zij recht op had.

Stappenplan onderzoek

Uit de jurisprudentie blijkt dat gemeenten een zorgvuldig onderzoek dienen in te stellen voordat een besluit wordt genomen over een aanvraag volgens de Wet maatschappelijke ondersteuning. Alle ‘van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen’ moeten daarin worden meegenomen. Eerst moet worden vastgesteld wat de hulpvraag is. Vervolgens welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie. Pas als dat is gebeurd kan worden bepaald welke ondersteuning nodig is. En als laatste moet nog worden bekeken of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning vanuit het sociale netwerk en andere (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden. Indien noodzakelijk dient er specifieke deskundigheid te worden ingeschakeld.

Oordeel Sociaal Wijkteam cruciaal

Dat deed Zaanstad echter allemaal niet. In het ondersteuningsplan staat niet welke concrete ondersteuning de zorgvraagster nodig had. ‘De rechtbank kan uit het ondersteuningsplan niet afleiden wat de situatie van eiseres is,’ aldus de uitspraak. De in haar geval gevolgde werkwijze komt erop neer dat het Sociale Wijkteam, na een gesprek met haar, bepaalde op welk ‘resultaatsgebied’ ondersteuning nodig was. Het per resultaatgebied te bereiken doel werd vastgelegd in een ondersteuningsplan en op basis daarvan werd een zogeheten arrangement vastgesteld en één van de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders geselecteerd. Die ontvangt per cliënt een vast bedrag per vier weken, gebaseerd op de tabellen die bij het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaanstad horen. De zorgaanbieder maakt met de cliënt afspraken over de wijze waarop de resultaten behaald moeten worden en die worden vastgelegd in een zorgplan. Deze manier van werken doet de rechter echter af als ‘niet meer dan het toekennen van een aanspraak op een schoon en leefbaar huis’.

Veel vrijheid zorgaanbieder

De feitelijke invulling en omvang van de huishoudelijke ondersteuning laat de gemeente bepalen door de zorgaanbieder. Maar dit geeft de hulpvrager geen enkele duidelijkheid. Zaanstad dient in de toekomst inzichtelijk te maken op welke concrete wijze invulling wordt gegeven aan het bereiken ‘een schoon en leefbaar huis’ en het kunnen beschikken over ‘schone en draagbare kleding’. ‘Dat blijkt nergens uit het bestreden besluit en evenmin uit de aan het besluit ten grondslag liggende stukken. De verwijzing naar de als bijlage bij het bestreden besluit gevoegde ‘normering schoon huis’, waarin voor de verschillende woonruimten/wasverzorging is vermeld welke werkzaamheden moeten worden uitgevoerd en met welke frequentie, nog daargelaten de precieze status van dit stuk, maakt dit niet anders,’ aldus de rechter.

Geen rechtszekerheid

Nergens staat of is na te gaan op hoeveel uren huishoudelijke ondersteuning de inwoonster recht had. En resultaatgericht indiceren bij huishoudelijke ondersteuning waarin geen tijdsduur wordt bepaald is niet toegestaan. Dat is strijdig met de rechtszekerheid. Maar daarmee is de gifbeker voor de gemeente nog niet leeg: ‘Daar komt bij dat, nog daargelaten dat verweerder kennelijk geen normering voor de toekenning van huishoudelijke ondersteuning in beleid heeft vastgelegd, een op (onafhankelijk) objectief, deugdelijk onderzoek berustende normering in het geheel ontbreekt,’ foetert de bestuursrechter. Het begrip ‘schoon en leefbaar huis’ dient te berusten op objectieve criteria, na deugdelijk onderzoek, dat is verricht door onafhankelijke en geen belang bij de uitkomst hebbende derden. ‘Zo’n onderzoek dient inzicht te geven in de vraag welk niveau van schoon voor een huishouden verantwoord is, welke concrete activiteiten daarvoor verricht moeten worden, hoeveel tijd daarvoor nodig is en met welke frequentie deze activiteiten verricht moeten worden. Dat geldt eveneens voor de verzorging van de was.’ Er was in de Zaanse zaak niets over te vinden.

Zolang de gemeente haar zaakjes niet op orde heeft geeft de rechter Zaanstad in overweging om aansluiting te zoeken bij de normen van het CIZ Protocol Huishoudelijke Verzorging, zodat er althans iets is om op terug te vallen.

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen