Warmtetransitie in de praktijk: steeds opnieuw wiel uitvinden

Foto: Pixabay / Pexels

Het Programma Aardgasvrije Wijken (PAW) is er gekomen om te leren hoe wijken van het aardgas af te halen zijn en hoe dit kan worden opgeschaald. Proeftuinen worden daarbij gezien als een belangrijk middel, om zicht te krijgen op knelpunten en mogelijkheden door kleinschalige aanpak. De ervaringen in de onderzochte wijken zijn echter vaak lastig te vertalen naar een grotere schaal te vertalen. De  kosten zijn bovendien zeer hoog.

Dat blijkt uit interviews met bewoners en betrokkenen in veertien voorloperwijken, meldt het Planbureau voor de Leefomgeving. In de onderzochte wijken blijkt dat er in de praktijk vaak veel meer gedetailleerd maatwerk nodig is dan op voorhand was gedacht en daardoor  duurt het aardgasvrij maken langer. Zo lijkt een wijk of buurt vaak een eenheid, maar zijn er grote verschillen tussen woningen en ook in de bereidheid en de mogelijkheden van de bewoners om mee te doen aan het veranderingsproces. Daarnaast vragen verschillende warmteopties zoals restwarmte, geothermie, elektrisch of waterstof om andere maatregelen achter de voordeur en vergt het nog tijd om te weten welke warmteopties richting de toekomst reëel zijn.

Veel verschillen en onduidelijkheden

Door de grote verschillen tussen bewoners is het realiseren van een collectief moment waarop een hele wijk overgaat op een warmtenet lastig. Het gevolg hiervan is dat er soms extra infrastructuur nodig is. Ook in het proces is er nog veel maatwerk nodig. Zo zijn er nog geen standaardstructuren voor kostenverdeling en is het onduidelijk wie welke risico’s en verantwoordelijkheden draagt. In de proeftuinen wordt wel veel geleerd over technische mogelijkheden en de omvang en aard van de opgave. Ook op het gebied van samenwerking wordt al doende geleerd. Veel van de leerervaringen zijn echter lastig elders één op één toe te passen.

Stroeve voortgang

Onderzoekers van het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) waarschuwen intussen dat verduurzamingsdoelen voor de Nederlandse huizen waarschijnlijk te ambitieus zijn. In negen van de proeftuinen zijn nog altijd geen woningen van het gas gehaald en bij projecten waar dit wel was gelukt, zoals bij warmtenetaansluitingen in Purmerend en Amsterdam, gaat het om niet meer dan een klein deel van het totaal aan woningen. Het EIB concludeert dat het geringe draagvlak in de aangewezen wijken het grootste knelpunt is. Bij bewoners bekoelt het enthousiasme voor een ontkoppeling van het gasnet vaak snel als blijkt dat het geld gaat kosten. Maar ook Haagse huurders die er niet financieel op achteruit zouden waren huiverig.

40.000 euro per woning

Daarnaast zijn bewoners, huizenbezitters, marktpartijen en gemeenten lastig op één lijn te krijgen. Ook juridische en technische belemmeringen spelen een rol, aldus het EIB. Dat rekent met zo’n 40.000 euro aan investeringen per woning die van het gas af moet. Het instituut vraagt zich dan ook hardop af of de verduurzaming van Nederlandse woningen collectief moet worden aangepakt. Schaalvoordelen voor de wijkaanpak vallen tegen, terwijl individuele huiseigenaren met subsidies vaak wel te porren zijn om hun huis te isoleren of van een hybride warmtepomp te voorzien.

CO2-reductie

Het instituut vreest daarbij voor de CO2-reductie van 5,4 megaton die volgens klimaatafspraken tot 2030 voor rekening komt van de Nederlandse woningsector. Met ‘lichte’ ingrepen als isolatie en hybride warmtepompen door individuele huiseigenaren kan twee megaton aan uitstoot worden bespaard. Maar dan zouden volgens het EIB nog steeds zo’n miljoen woningen via een collectieve wijkaanpak moeten verduurzamen, wat 40 miljard euro zou kosten.

 

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen