Zaansche arbeiderswijken: de Rosmolenbuurt

Foto: De Kramerstraat in de Rosmolenwijk.

Stedenbouwkunde is een relatief nieuwe manier om naar de uitbreiding van woonkernen te kijken en vanaf de eerste aanzet ertoe in de Woningwet van 1901 werd anders aangekeken tegen niet alleen sociale wantoestanden en hygiëne, maar ook tegen zaken als het toenemende verkeer. Treinen en treinstations werden belangrijk en in Nederland werd naar steden als Parijs en Wenen gekeken om te leren hoe een moderne stad moest worden.

Een van de zaken die op grote schaal werd toegepast was het dempen van grachten en sloten, maar ook verschenen parken in de steden die leven aangenamer maakten. In Zaandam was de sloot die Gedempte Gracht zou gaan heten al in de negentiende eeuw dichtgegooid. Als enige Zaanse gemeente was Zaandam met meer dan 10.000 inwoners verplicht om als gevolg van de Woningwet een plan op te stellen voor stadsuitbreiding. Uit Engeland waaide het idee van Ebenezer Howard over om tuinsteden aan te leggen. Zijn publicatie Garden Cities of To-morrow beloofde betere woonomstandigheden voor arbeiders door zelfvoorzienende dorpen dichtbij de stad te maken. In Nederland leidde dat tot de bouw van tuindorpen.

Bouwende fabrikanten

De eerste daarvan ontstonden op initiatief van fabrikanten, vanuit de gedachte dat goed gehuisveste arbeiders gezonder en productiever waren en er minder kans op arbeidsonrust was. Het vroegste voorbeeld hiervan stamt uit 1764 toen in Wormerveer de papiermaker Blaauw twintig arbeiderswoningen voor zijn personeel liet bouwen aan het Hennepad. Na de eerste initiatieven van fabrikanten voor tuindorpen volgden gemeenten en woningbouwverenigingen. In 1921 werd de Woningwet gewijzigd en vanaf dat moment kregen gemeentebesturen de taak om de bestemming van grond en de aard van de bebouwing grotendeels te bepalen. Dit betekende de geboorte van het bestemmingsplan zoals wij dat nu nog kennen. In 1931 volgde een nieuwe wetswijziging en kreeg de gemeenteraad de bevoegdheid om uitbreidingsplannen vast te stellen.

Sociale woningbouw avant la lettre aan het Hennepad in Wormerveer.

In de Zaanstreek waren ondertussen de woningbouwverenigingen als paddenstoelen uit de grond geschoten. De gemeentelijke cultuurhistorische inventarisatie van de sociale woningen die in Zaanstad werden gebouwd tussen de eeuwwisseling en het einde van de Tweede Wereldoorlog bevat een lijstje:

Rosmolenwijk

In het eerste deel van de zomerserie Zaansche arbeiderswijken gingen we in op het ontstaan van de Havenbuurt. Ditmaal kijken we naar de Rosmolenwijk, die gebouwd werd tussen 1914 en 1928. De wijk maakte al deel uit van het visionaire uitbreidingsplan van Leonard A. Springer, dat later om de kosten te drukken danig versoberd werd door ingenieur Jan E. van Niftrik. Waar in de buurt al de aanzet van een pad aanwezig was, werd vastgehouden aan die structuur. Dit geldt vooral voor het zuidelijke deel van de Rosmolenwijk. Waar nog geen paden waren werd de verkavelingsstructuur meer noord-zuid georiënteerd. Er werd gebouwd in opdracht van de woningbouwverenigingen Leo XIII en Goed Wonen.

Fantasierijk én afgeschoten

In 1919 was de wijk nog in het beginstadium van zijn ontstaan toen er een nieuw stedenbouwkundig plan kwam, met fantasierijke waaiervormen met veel plantsoenen, pleintjes en openbaar groen – maar het gedurfde ontwerp werd wederom niet uitgevoerd. In de uiteindelijke verkaveling kwamen als frivoliteit twee hofjesvormige buurtjes en pleinen aan het uiteinde van de wijk. ZVH, Patrimonium, Leo XIII en Goed Wonen bouwden er uiteindelijk allemaal hun eigen buurtje, inclusief voorzieningen. Het begin van de twintigste eeuw kenmerkte zich door een omarming van technologie, die zich uit in Art Deco, de Amsterdamse School en allerlei eenvoudige, onversierde ontwerpen onder de noemer ‘het nieuwe bouwen’ en dat alles is ook in de vroege sociale woningbouw in Zaandam terug te zien.

Belgischestraat

De Belgischestraat en omgeving en de ‘plantsoenen’ zijn wat betreft de sociale woningbouw het meest bijzonder. De bouwblokken van Leo XIII zijn ontworpen door het architectenbureau S.B. van Sante, de architect die ook kerkmeester was van de Bonifatiuskerk en directeur van de Gemeentelijke Teekenschool en van de Nijverheidsschool te Zaandam. De bouwblokken van Van Sante worden gekenmerkt door traditionalistische hoofdvormen, zoals puntgevels en dakkapellen met zadeldak en houten voorschot. De architectuur is verder sober, maarzorgvuldig. Het siermetselwerk en de tegeltableaus verlevendigen de gevels. In 2009 werden de huizen die Van Sante ontwierp voor de Jan Bouwmeesterstaat gesloopt.

Bron: Cultuurhistorische inventarisatie en waardering Sociale woningbouwwijken 1900-1945 Zaanstad.

Goed Wonen

Goed Wonen huurde de architect C. Kater in, die ook koos voor puntgevels met houten beschot, dakkapellen onder een zadeldakje bekleed met hout en roedenverdeelde ramen. Het expressionistische metselwerk boven de vensters verwijst echter juist weer naar de Amsterdamse School. Vooral de huizen die zijn neergezet door Leo XIII hebben – althans aan de buitenkant – de tand des tijds goed weten te doorstaan. De Rosmolenwijk maakt echter sinds 2005 een grote metamorfose door. Oude woningen worden gerenoveerd of maken plaats voor nieuwbouw, waarbij getracht wordt de karakteristieken van de originele buurt zoveel mogelijk te behouden.

Nieuwbouw in de Jan Bouwmeesterstraat.

 

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen