Ruim een eeuw geleden werd de Westzijder- of Bullekerk in Zaandam gered van de sloop en inmiddels is het markante gebouw in een paar jaar tijd uitgegroeid tot een bruiseend cultureel centrum. Niet uit de stad weg te denken en eigendom van Stadsherstel Amsterdam, dat vandaag een artikel wijdt aan de kerk.
Dat de kerk er nu nog staat is niet te danken aan de toenmalige Rijksbouwmeester Pierre Cuypers, bekend van onder meer het Rijksmuseum, want hij keurde de fundering af en gaf aan dat die te bouwvallig was voor restauratie. De kerkvoogden vroegen echter met een nieuw plan opnieuw subsidie aan voor herstel en dat ging in 1899 van start. De naam Bullekerk stamt van ‘Stiers Wreetheydt’: het verhaal over de stier van boer Jacob Eg die in 1647 zowel hemzelf als zijn vrouw aanviel.
De boer stierf, de hoogzwangere vrouw Trijn Eg werd op de horens genomen en ruw omhoog geworpen. Haar baarmoeder werd opengereten en haar kind Jacob werd in de lucht geboren. Zij overleed daarbij, maar Jacob leefde nog twee jaar. Alledrie zijn ze in de Westzijderkerk begraven. In de kerk hangt boven de ingang een groot schilderij uit 1737 waarop het gebeuren is vastgelegd en op het plein voor de kerk staat een beeld van dit verhaal.
De Bullekerk was de tweede kerk
die de hervormden hier bouwden, Eerst verrees na de Oostzijderkerk in de toenmalige gemeente Oostzaandam. Na een conflict over een nieuw te benoemen predikant in 1633 besloten de Westzaandammers hun eigen kerk te bouwen, wat opnieuw tot hoopoplopende onenigheid leidde. De eerste predikant werd Godefridus Lamotius, die op 23 maart 1641 zijn intreerede hield. In 1861 werd de sobere neoclassicistische consistorie gebouwd aan de kerk gebouwd, naar een ontwerp van stadsarchitect L.J. Immink.