Het niet - isoleren van de straks gesloten stortplaats Nauerna als voorbereiding op een toekomst als recreatiegebied kan volgens de Raad van State niet door de beugel. Twee inwoners van Assendelft stelden het ontbreken van een water- en gasdichte bovenafdichtin g ter discussie en vonden in Den Haag een gewillig oor.
Afvalzorg is van plan om in Nauerna het concept van duurzaam storten toe te passen, waarbij h et afval nog jaren lang moet uitlogen en uitdampen. Dat concept heeft echter zijn waarde nog niet in de praktijk bewezen. De bezwaarmakers eisen bescherming tegen gevaarlijk stortgas uit het gestorte materiaal en t egen de mogelijkheid dat er vervuild percolaatwater aan de oppervlakte komt. Volgens de gemeente kan echter straks in Park Nauerna ook zonder afdichting veilig ge recreë e r d worden.
D
e bestuursrechter zet daar vraagtekens bij. Stel dat later blijkt dat er toch een afdichting moet komen, wat dan? Er is wel onderzoek gedaan naar
de
mogelijke risico’s, maar volgens de Raad van State niet goed genoeg. Zo worden in
het CSO-onderzoek enkele aannames
gedaan die niet onderbouwd worden. A
angenomen
wordt bijvoorbeeld
dat de aarden leeflaag
die op de vuilstort wordt aangebracht
geheel intact
zal blijven, maar wat
de
werkelijke
effecten van wortels van bomen en struiken
en
de effectiviteit van maatregelen tegen
gravende
konijnen
zullen zijn kan slechts de tijd leren
.
H et CSO-onderzoek zegt bovendien niets over de mogelijkheid dat water dat door vervuild materiaal is gestroomd aan de oppervlakte van Park Nauerna kan komen. Een van de bezwaarmakers stelde op de zitting dat zijn hond huidproblemen heeft gekregen als gevolg van blootstelling aan dit zogenoemde vervuilde percolaatwater in de al afgeronde fase 1 van Park Nauerna. Dit alles overwegende besliste de Raad van State dat geen werkzaamheden mogen worden verricht voor de aanleg van fase 2 en 3 van Park Nauerna die het aanbrengen van een eventuele bovenafdichting verhinderen. Recreatie in fase 1 blijft overigens onverminderd toegestaan.
[embed][/embed]
De V
ereniging Belangengroep Nauerna (BGN)
en
de
twee inwoners van Assendelft
kregen
de Raad niet
mee bij het merendeel van hun
bezwaren tegen
het bestemmingsplan Omgeving Nauerna
en de toekomst van
de
vuilstortplaats Nauerna.
De vuilstor
t
in de Nauernasche Polder is sinds 1983 ‘
tijdelijk’
in gebruik, maar lange tijd zonder concrete einddatum.
Na
het wegvallen van een beoogde stortplaats in Amsterdam
werd
in 2006 besloten Nauerna
uit te breiden, wat op
veel verzet
bij
omwonenden
stuitte
en leidde tot mediation tussen onder andere BGN, de gemeente en Afvalzorg.
Een van d
e uitkomst
en daarvan was
dat de stortplaats uiterlijk 1 april 2022 definitief sluit.
Die sluiting gaat in fases en daarna wordt het gebied ingericht
als bedrijventerrein en als het natuur- en recreatiegebied Park Nauerna.
Het
bedrijventerrein voor afvalbewerking en -verwerking
(een vuiloverslagstation, een puinbrekerij, een afvalscheidingsinstallatie en opslag)
wordt vijftien hectare groot;
Park Nauerna 60.
BGN is het daar grotendeels mee eens, maar vindt dat de uitvoering van Park Nauerna niet strookt met de mediationovereenkomst. Ook d e voor recreatie bruikbare oppervlakte van het naastgelegen Park HoogTij zint de belangengroep niet . De twee inwoners die op persoonlijke titel tegen de plannen ageren eisten dat Park Nauerna zich z ou uitstrekken tot de hele Nauernasche Polder. Beiden vinden bovendien dat er bij de vaststelling van het bestemmingsplan te veel waarde is gehecht aan de mediationovereenkomst, omdat het aantal burgers dat bij de totstandkoming daarvan betrokken was onvoldoende representatief zou zijn voor de inwoners van de buurtschap.
BGN betoog
de
onder meer dat het plan
bij
Park HoogTij te veel open water en moeras mogelijk maak
t
en
wenst
daar, in de groene buffer
tussen het industrieterrein HoogTij en buurtschap Nauerna, droge recreatiemogelijkheden.
Omdat de vereniging echter in eerste aanleg geen bezwaar tegen dit onderdeel van de plannen had gemaakt, kon ze dit nu niet meer alsnog doen: dat staat de wet niet toe.
BGN
bracht daar op de zitting tegenin ten onrechte
vertrouwd
te hebben op een uiteindelijke
overeenstemming
met het gemeentebestuur, maar dat vindt de Raad van State geen valide argument.