Celstraffen voor mensenhandel in wasserij in Zaandam

Foto: Flickr

Vier broers van 41 tot 58 jaar zijn veroordeeld voor mensenhandel in een wasserij in Zaandam. Ze kregen tot acht maanden cel, waarvan twee voorwaardelijk.

De vier mannen lieten zes vluchtelingen tegen een zeer laag loon lange dagen in hun bedrijf werken. In 2016 trof de politie de vluchtelingen in de wasserij aan. Die hadden op houten stellingen tussen het wasgoed slaapplaatsen ingericht en vertelden dat hen salaris was beloofd door de vier verdachten, maar dat ze in de meeste gevallen niks hadden ontvangen.

Ook moesten ze lange dagen maken, soms tot diep in de nacht. De rechtbank ging niet mee in het verweer van de broers dat zij niets over de wasserij en de gang van zaken te zeggen hadden. De rechtbank vindt dat overtuigend is aangetoond dat de vier de wasserij exploiteerden en gezamenlijk verantwoordelijk waren voor het personeel en de arbeidsomstandigheden.

Kwetsbare positie

De grotendeels afkomstig uit Syrië afkomstige vluchtelingen hadden een kwetsbare positie omdat ze pas kort in Nederland waren. Ze waren onbekend met de Nederlandse arbeidsmarkt en hadden dringend geld nodig, onder meer voor hun achtergebleven familie.

De rechtbank vindt dat de vier broers misbruik hebben gemaakt van hun kwetsbare positie en hen hebben uitgebuit. Ze lieten hun personeel zonder voorzieningen in de wasserij overnachten, hielden hen in onzekerheid over hun arbeidspositie en hun loon en gaven instructies om bij controles niet de waarheid te vertellen. De broers maakten de vluchtelingen nog extra afhankelijk door de uitbetaling van loon telkens uit te stellen.

Vrijspraak van valsheid in geschrifte

Aan de vier was ook ten laste gelegd dat ze de loonadministratie hadden vervalst. Hiervan werden ze vrijgesproken, omdat onvoldoende duidelijk is dat de vluchtelingen in dienst waren bij een van bedrijven die in de tenlastelegging worden genoemd. Mede hierdoor valt de straf lager uit dan de 24 maanden cel die de officier van justitie tegen de vier had geëist.

De rechtbank vindt dat uit het dossier wel een kwade reuk van belasting- en faillissementsfraude opstijgt, maar dit was het kwartet niet ten laste gelegd.

 

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen