Zaanse joden kil onthaald na terugkeer uit de kampen

01 sep 2023, 12:30 Actueel
screenshot 20230901 122342
Zaanstad is één van de ruim 60 gemeenten die sinds 2020 besloten om te onderzoeken hoe ze zich gedragen hebben tegenover joodse huiseigenaren in en na de Tweede Wereldoorlog. Dat blijkt niet erg af te wijken van het landelijke beeld: medewerking aan de vervolging door de nazi's in de oorlogsjaren en een kille bejegening van de slachtoffers die de kampen overleefden en terugkeerden.
De onderzoeken werden in gang gezet nadat de tv-programma's Pointer van KRO-NCRV en Follow the Money van BNN-Vara een vragenlijst rondstuurden over compensatie voor de onteigening van joodse woningen in WOII. Zaanstad ontving die vragenlijst in februari 2020. Het college besloot dat jaar in eerste instantie om het verzoek uit te zetten bij de gemeentearchivaris , voor antwoorden op bijvoorbeeld de vraag of er belastingen zijn geheven terwijl de joodse eigenaren geen toegang hadden tot hun woningen en of de toenmalige Zaangemeenten zelf onteigende panden hebben aangekocht en zo ja, hoe daarmee is omgegaan.

Geen verrassingen

Naar aanleiding van de terugkoppeling door de gemeentearchivaris werd besloten om een onderzoeksteam van de Radboud Universiteit haar onafhankelijke licht te laten schijnen over de voorlopige uitkomsten en om een begeleidingscommissie in te stellen om de onafhankelijke aansturing van de toetsing te waarborgen. Het resultaat is nu openbaar gemaakt
en het algemene beeld van het handelen van de gemeentebesturen van de voorlopers van Zaanstad dat uit de archieven naar voren komt, bevat geen grote verrassingen.

Opvallende rol

Door lokale historici was al veel archiefonderzoek gedaan en gepubliceerd, zowel over de oorlog als over de jodenvervolging in de Zaanstreek. Hun bevindingen met betrekking tot onteigening en rechtsherstel zijn in het onderzoek van de Radboud Universiteit bevestigd. Wat blijft is een beeld van gemeenten die tijdens de bezetting bestuurlijk en ambtelijk collaboreerden en die na de oorlog zakelijk dachten en handelden zonder hart voor het bijzondere joodse slachtofferschap. Zaandam speelde een opvallende rol: door de Februaristaking van 1941 als belangrijkste Nederlandse protest tegen de anti-joodse maatregelen, maar ook door de eerste ‘evacuaties’ van joodse inwoners naar Amsterdam. Die werden in de vorm van een ‘proef’ al in januari 1942 doorgevoerd.

NSB'ers

In de breedte waren de voormalige gemeenten van Zaanstad geen uitzondering. De eerste evacuaties en deportaties werden door het naziregime zelf uitgevoerd. Na de staking waren de burgemeesters veelal vervangen door NSB’ers en voerden zij de richtlijnen van de bezetter uit. Zowel die burgemeesters als de gemeentelijke diensten zagen zich gedwongen om voor de bezetter lijsten op te maken van joodse inwoners, wetend dat dit het equivalent van een doodsoordeel was.
Net als in andere gemeenten kregen de politie en de gemeentelijke diensten opdracht om mee te werken aan het op transport stellen van joodse burgers, de ontruiming van hun panden en de inventarisatie van inboedels. De ruimte voor gemeentelijke ongehoorzaamheid was minimaal. Ambtenaren konden slechts op beperkte schaal verzet plegen bij het uitvoeren van de opgedragen taken. De indruk is dat een dergelijke ongehoorzaamheid in de Zaanstreek nog minder gebeurde dan later elders.

Rechtsherstel

Het rechtsherstel voor de onteigende joodse burgers of hun nabestaanden na de bevrijding was een nationale aangelegenheid. Het principe was dat de oorlogskoop nietig verklaard werd en dat niemand door het rechtsherstel bevoordeeld mocht worden. In Zaanstad ging het om enkele tientallen panden die onteigend en doorverkocht waren. Vaak pas eind jaren 40 vond daadwerkelijk ‘rechtsherstel’ plaats – dat wil zeggen dat het pand werd teruggegeven.
In Zaanstad is geen Joods vastgoed in handen gebleven van oorlogskopers (veelal NSB’ers), ook niet als bijvoorbeeld de eigenaar de oorlog niet overleefd had. De regels waren echter wel dat het aan de benadeelde partij was om met de oorlogskoper tot een ‘minnelijke schikking’ te komen over de kosten en baten voor de tussenliggende jaren. Zo betaalde de Joodse eigenaar bij de schikking meestal alsnog mee aan de gemeentelijke aanslagen over de laatste bezettingsjaren, ook zonder directe naheffingen door de gemeente.

Foute makelaar/wethouder

De gemeente Zaandam kocht in de oorlog in drie transacties panden van de bezetter: twee andere aangekondigde transacties werden om onbekende redenen ingetrokken. De aankopen vonden voornamelijk plaats op initiatief van een wethouder die als makelaar en beheerder flink profiteerde van de onteigeningen en doorverkoop. Ook voor deze panden vond na de bevrijding rechtsherstel plaats, maar de gemeente liet zich in deze onderhandelingen louter leiden door het zakelijk belang. Tegelijk zijn er enkele positieve uitzonderingen te noteren: de gemeente Zaandijk kocht een pand juist om de joodse bewoonster te beschermen. En de na de oorlog in zijn ambt herbenoemde burgemeester van Zaandam besteedde in zijn terugblik op de oorlogsjaren aandacht aan de joodse slachtoffers, terwijl veel ambtsgenoten daarover zwegen.

Synagoge

Het duurde jaren voordat de Joodse gemeenschap – zover daar nog iets van over was – zich hersteld had. Na de oorlog bleken zes van de zeven leden van het bestuur van de synagoge in Zaandam vermoord te zijn. De synagoge zelf was geplunderd en vernield. De oproepen voor steun aan de kleine joodse gemeenschap om de synagoge weer op te kunnen bouwen waren de enige berichten die in de eerste jaren na de oorlog in de regionale pers de joodse burgers noemden. Ondanks grote financiële problemen lukte het de Nederlands-Israëlitische Gemeente in 1953 de synagoge te heropenen; de joodse gemeenschap telde toen niet meer dan zes gezinnen.

Consequenties

De consequenties die gemeenten aan de uitkomsten van het historische onderzoek naar het handelen van hun voorgangers tijdens bezetting en rechtsherstel hebben verbonden, verschillen sterk. Ze zijn vaker gerelateerd aan media-aandacht voor specifieke gevallen van verwijtbaar handelen dan aan het grotere beeld van gemeentelijk beleid. Enkele gemeenten hebben compensatie betaald aan de joodse gemeenschap, aan individuele nabestaanden of voor een gedenkteken of herinneringsplek. Wat Zaanstad gaat doen is nog niet bekend.
In ruim 200 van de huidige 342 Nederlandse gemeenten werd tijdens WOII voor in totaal 100 miljoen gulden aan joods vastgoed door de bezetter doorverkocht en 25 gemeenten kochten in strijd met de instructies van de regering in ballingschap zelf joods bezit aan, vooral in Amsterdam en Den Haag. In diezelfde gemeenten gebeurde het ook dat na teruggave van de woning onmiddellijk gemeentebelasting en erfpacht werd geheven over de jaren dat de eigenaren geen toegang hadden gehad tot hun woningen, soms zelfs met boetes voor achterstallige betalingen.

Afkeuring

De meeste gemeentebesturen van nu hebben stelling genomen over het handelen destijds van ‘de gemeente’: burgemeesters en gemeentelijke diensten die het bijzondere slachtofferschap van de Joodse burgers negeerden in formele procedures, politie en ambtenaren die meewerkten aan de deportaties. De herinnering levend houden aan deze zwarte bladzijde in de geschiedenis, aan de slachtoffers en het onrecht zijn dan de belangrijkste motieven, ook in het licht van opkomend antisemitisme nu en als waarschuwing voor de gevaren van onrechtregimes en bestuurlijke of publieke onverschilligheid.