Wat speelt zich toch allemaal af áchter de wijzerplaten van klokkentorens? Wie zich dat wel eens heeft afgevraagd kan die nieuwsgierigheid morgen bevredigen op Open Monumentendag, van 11:00 tot 15:00 uur. Dan is er een fietsroute die start bij het torenuurwerk met carillon in de (gratis toegankelijke) entree van Museum Zaanse Tijd op de Schans.
Deelnemers kunnen ook acht andere Zaanse torenuurwerken bezoeken: die van de Zaandijker kerk, PKN Wormerveer, 't Hof Saenden, de Beschuitstoren in Wormer, de Jisperkerk, 't Reghthuys in Westzaan), de Odulphuskerk in Assendelft en de Bullekerk in Zaandam. Houd er rekening mee dat er bij sommige torens even gewacht zal moeten worden.
Eind dertiende eeuw waren torenuurwerken de eerste mechanische klokken met tandwielen. In hun begintijd waren ze vooral bedoeld om met een regelmatig belsignaal structuur in de dag te brengen. Een grotere groep mensen, zoals een klooster- of dorpsgemeenschap, kon zo productiever samenwerken. Een wijzerplaat met getallen waarop je tussen de belsignalen ook kon zíen hoe laat het was verscheen pas later. Eeuwenlang hadden alle torenklokken maar één wijzer: alleen die voor de uren. De Lutherse kerk in Delft heeft dat bijvoorbeeld nog steeds. De torenklok was destijds de enige klok die de meeste mensen kenden, en veel nauwkeuriger dan dat hoefde je niet te weten hoe laat het was.
Na de uitvinding van het slingeruurwerk in het midden van de zeventiende eeuw konden klokken preciezer worden, en verschenen ook minuutwijzers op torenuurwerken. In de eeuwen daarna werd de torenklok met twee wijzers en een belsignaal op het hele en halve uur (en soms ook het kwartier) een vanzelfsprekend onderdeel van het dorps- en stadsleven. Met de komst van de standaardtijd in Nederland aam het eind van de negentiende eeuw werd het belangrijker dat alle torenklokken niet alleen nauwkeurig en betrouwbaar waren, maar ook precies gelijk liepen. De uurwerken werden daarom steeds verder verbeterd, om ook barre omstandigheden zoals rukwinden en vervuiling door vogelmest te kunnen trotseren.
Vanaf de twintigste eeuw werden torenuurwerken bovendien voorzien van automatische (elektrische) opdraaimechanismen, zodat de koster niet meer iedere dag aan gewichtheffen hoefde te doen. In Museum Zaanse Tijd staan meerdere torenuurwerken waarmee bezoekers zelf kunnen ervaren hoe zwaar het opdraaien van die gewichten was.
In de (gratis toegankelijke) entree van Museum Zaanse Tijd laat het torenuurwerk met carillon ieder half uur van zich horen. Alhoewel de exacte maker onbekend is, stamt de basis waarschijnlijk uit het laatste kwart van de zeventiende eeuw. De kleine moderne wijzerplaat is bij een recente restauratie aangebracht. Alvorens het aantal uren te slaan speelt het uurwerk één van de vijf op de gestifte speeltrommel geprogrammeerde liedjes.
Vanwege de beperkte valhoogte van de gewichten en het hoge energieverbruik van het speelwerk heeft het uurwerk een computergestuurd automatisch opwindmechanisme. Dit torenuurwerk is zo populair bij bezoekers dat zich vlak voor het halve en hele uur vaak een groepje mensen vormt. Met hun telefoon in de aanslag wachten zij daar tot het carillon gaat spelen.