De Romeinse wachttoren uit de eerste eeuw na Christus in Kromm enie is één van de hoogtepunten in de De archeologische kroniek 2018 van de provincie Noord-Holland, al zullen imkers wellicht een nóg groter enthousiasme voelen bij de oudste vindplaats van honing in Nederland. De provincie brengt elk jaar een editie uit over archeologische onderzoeken en vondsten van het afgelopen jaar. Bijzonder was het resultaat van nieuwe onderzoeksmethoden op vondsten uit 1970 in Velsen-Waterland: o p één van de scherven van het aardewerk bleken honingresten te zitten uit de Midden-Bronstijd (1500 – 1300 voor Christus).
In de kroniek wordt wat Zaanstad betreft een aantal opmerkelijke vondsten opgevoerd, met die in Krommenie als de spectaculairste . In 1964 al legden Zaanse amateurarcheologen samen met professionele collega’s van de toenmalige Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek op het Provily sportpark in Krommenie een opmerkelijke vindplaats bloot met paalstompen, de resten van een palissade. Deze palissade had een onregelmatige, vierhoekige vorm met aan de westkant een opening van maar liefst veertien meter. Binnen deze palissade lagen de paalstompen van een vierkant gebouw van drie bij drie meter en van twee rechthoekige gebouwen. Naast inheems Romeins aardewerk vonden de amateurs ook Romeinse scherven en munten uit de eerste helft van de eerste eeuw na Christus.
[embed][/embed]
Noch de amateurs noch de professionele archeologen konden vaststellen wat er nu precies gevonden was in Krommenie. De professionele archeologen dachten dat het een Fries heiligdom was. Anderen hielden het op een veekraal, een wachttoren, een marktplaats of zelfs een vuurtoren. Ook was niet duidelijk of het nu een Fries of Romeins bouwwerk was. Zeker was alleen dat de vindplaats de naam ’t Hain kreeg en de bouw van een nieuwe woonwijk op en rond die plek was de laatste kans om het mysterie van ’t Hain te ontrafelen.
Omdat in 1964 het hele terrein tot 30 centimeter diepte was gefreesd, moest het nieuwe opgravingsvlak dieper worden aangelegd dan toen. Van de twee rechthoekige gebouwtjes was nu letterlijk geen spoor meer te bekennen. Twee van de vier hoekpalen van het gebouw van drie bij drie meter konden worden uitgegraven. Ze waren van elzenhout, rondom bekapt en hadden een diameter van 24 centimeter. De twee andere moesten in de bodem blijven, omdat ze onder kabels en leidingen lagen die niet konden worden verlegd. De palissadepalen hadden een diameter van tussen de acht en veertien centimter en waren van essen- en elzenhout. De palissade bleek deels op een met klei opgevulde kreek te staan en de palen waren diep in de klei geslagen waardoor ze stevig stonden. Dit verklaart misschien de onregelmatige vorm, volgens de kroniek: de palissade volgt voor een deel de loop van de kreek. Het binnenterrein was opgehoogd en gevlakt door het opbrengen van plaggen.
Over het water kon vanaf de palissade onder andere het Romeinse fort bij Velsen, castellum Flevo, worden bereikt. De boomstammen voor de palissade en de gebouwen daarbinnen zijn waarschijnlijk van ver over de resterende kreek aangevoerd. In de directe omgeving groeiden geen geschikte bomen. Ruim 6500 scherven en soms zelfs complete potten van inheems-Romeins aardewerk werden uit de grond gehaald. Iets meer dan 150 scherven waren Romeins, waaronder fragmenten van kruiken en amforen, kurkurn-aardewerk, terra sigillata en een olielampje. Andere Romeinse vondsten zijn onder andere een glazen speelschijfje, een puntgave fibula een metalen bel, twee metalen ringen, enkele munten, een deel van de steel van een pilum – een Romeinse speer – en een strip van de wangplaats van een helm.
De vierkante plattegrond van drie bij drie meter vertoont veel overeenkomsten met die van de bij de Leidsche Rijn opgegraven Romeinse wachttoren en de vierkante toren bij het Romeinse fort bij Velsen. Het kan dus een Romeinse wachttoren zijn. De bouwers hebben de plek zorgvuldig gekozen, de oever van de kreek aangepast, het terrein met plaggen geëgaliseerd en opgehoogd en tenslotte, ergens ver weg van ’t Hain, boomstammen gekapt en over het water naar het huidige Krommenie vervoerd: ‘De aanpak en het vondstmateriaal wijzen erop dat dit het werk was van Romeinse soldaten.’ ‘Het lijkt er dan ook sterk op dat in Krommenie een omheinde Romeinse wachttoren uit de eerste helft van de eerste eeuw na Christus is opgegraven. Dit is hiermee de meest noordelijke Romeinse militaire nederzetting op het vasteland.’
De Vrijheid in Wormerveer
In Wormerveer werden de funderingen van oliemolen De Vrijheid blootgelegd aan de Noorddijk. Deze molen lag aan de Zaan, direct ten noorden van de oude veevoederfabriek De Ster. De Vrijheid was één van de vele industriemolens in de Zaanstreek en één van de grootste, misschien wel de allergrootste oliemolen in de regio. De Vrijheid werd gebouwd in 1742 en in 1896 verplaatst naar Alkmaar. De funderingen van de schuren bleken zeer goed geconserveerd omdat de latere fabriek niet op het molenerf zelf is gebouwd, zoals elders in de Zaanstreek vaak wel gebeurde.
[embed][/embed]
Bij de opgraving konden de funderingen van het hele molencomplex worden onderzocht. Centraal in het complex lag de molen zelf met daarbinnen de funderingen van doodbed (kollergang), vuisters (oventjes) en slagblokken. De molen had een dubbel slagwerk. Aan weerszijden van de molen lagen lange, brede houten schuren, waarvan de funderingen (stenen poeren op ingeslagen palen) nog aanwezig waren. In de zuidoostelijke schuur was de vloer van een oliekelder nog goed bewaard.
Noorderhoofdstraat Krommenie
Aan de Noorderhoofdstraat 10 in Krommenie werd, zo schuin tegenover de middeleeuwse kerk een vindplaats uit de Middeleeuwen of latere periode verwacht. Een groot deel van het terrein bleek echter tot op grote diepte verstoord. Op het onverstoorde deel zijn funderingsresten van een of meerdere gebouwen uit de zeventiende en achttiende eeuw gevonden en een stenen fundering van een gebouw dat vermoedelijk uit de negentiende eeuw stamt. De vroegste resten omvatten slieten en kespen met resten van bakstenen funderingen en mogelijk een restant van een beer- of waterkelder. Dit onderzoek is nog niet afgerond.
De Paauw in Nauerna
In maart vorig jaar werd bij de herbouwde molen De Paauw in Nauerna een klein archeologisch onderzoek uitgevoerd, omdat tegen de westkant een aanluiving werd gebouwd. Mogelijk zouden op die plek een oliekelder of resten van funderingen van een oudere fase van de molen kunnen zitten. Een oliekelder is niet gevonden, maar wel vier poeren die waarschijnlijk onderdeel waren van de oorspronkelijke aanluiving. De koolstofdatering van vier houten slieten onder de poeren leverde uiteenlopende resultaten op: tussen 1416 en 1486, tussen 1427 en 1598, tussen 1648 en 1728 en tussen 1682 en 1805.
Overduidelijk zijn voor de slieten twee stukken hout uit de Middeleeuwen gebruikt. De andere twee zijn uit de tijd dat de molen in gebruik was. Maar dat geeft de archeologen slechts aanwijzingen: de oudste kan de bouw van de aanluiving aangeven en de jongste een reparatie, maar het kan ook anders zijn: dan geeft de jongste de bouwdatum aan en is de oudste van de twee een hergebruikt stuk hout. Wel is uit het onderzoek uit 2014 duidelijk geworden dat de molen in het eerste kwart van de achttiendee eeuw is verbouwd.
Er werden daarnaast veel aardewerkscherven gevonden en twee pijpenkoppen uit de periodes 1749-1829 en 1710-1839. Interessant is een fragment van een jydepot, die hoort bij een grape (1650-1790). Een jydepot is Deens aardewerk dat op zeer primitieve wijze werd gemaakt door boeren op Jutland en dat door zeelui die van de zestiende tot de achttiende eeuw heen en weer voeren tussen Holland en de Oostzee werd gekocht.
Breedweer Koog aan de Zaan
Aan het Breedweer 4 - 10 in Koog aan de Zaan komt nieuwbouw en dus werd ook daar onderzoek gedaan. Het rapport was vorig jaar klaar. Het Breedweer is een straat uit de zeventiende eeuw er zijn resten gevonden van vier of vijf huizen en een bijgebouw of schuur. Het houtonderzoek heeft uitgewezen dat de gebruikte soorten, in combinatie met de gehanteerde bewerkingstechnieken, voor het gros wijzen op een datering in de achttiende en negentiende eeuw of zelfs later. Dieper in de grond zitten hoogstwaarschijnlijk nog resten van eerdere bebouwing, maar daar is niet naar gegraven.
De kwaliteit en kwantiteit van de gevonden resten van glas- en aardewerk duiden op handelsactiviteiten en getuigen ook van de recessie die de Zaanstreek omstreeks het midden van de achttiende eeuw trof. Vanaf de tweede helft van die eeuw oogt het vondstmateriaal – in tegenstelling tot het oudere materiaal – namelijk vrij gewoon, aldus de kroniek: er blijkt geen overduidelijke welvaart meer uit. ‘Wel kan voorzichtig gesteld worden dat de bewoners uit het plangebied zich ook in deze periode bezighielden met handel. Het lakenlood uit Leiden en de grote hoeveelheid pijpen van goede kwaliteit, waarbij zelfs een deel uit eenzelfde partij afkomstig lijkt te zijn, vormen aanwijzingen voor deze veronderstelling.’
Een andere aanwijzing voor de betrokkenheid van de bewoners bij de handel blijkt uit de botanische resten. Er werd een zeer grote hoeveelheid dennennaalden, die afkomstig moeten zijn van geïmporteerd dennenhout dat waarschijnlijk verwerkt was in een zaagmolen in de buurt van het plangebied, gevonden in een kuil uit de tweede helft van de achttiende eeuw. Naast deze naalden heeft het botanisch onderzoek ook aannemelijk gemaakt dat de bewoners beschikten over een tuin en ‘een dieet hadden dat past bij redelijk welgestelde mensen’.
Oostzijde en Zaaneiland
Vanwege twee grote woningbouwprojecten deed onderzoeksbureau Argo een booronderzoek op het Zaaneiland, een eiland in de Voorzaan dat ooit een schiereiland was dat aan de oostoever van de Zaan vastzat. Het heette de Oosterhem en was in de zeventiende en achttiende eeuw een belangrijk scheepsbouwgebied waar ook houtzaagmolens stonden. Uit de boringen is gebleken dat er in een groot deel van het plangebied waardevolle archeologische vindplaatsen liggen. Nader ondrzoek volgt.
Aan de Oostzijde 46 – 48 wordt een appartementencomplex gebouwd en een booronderzoek ter plaatse wees uit dat van de bodem slechts een klein deel nog intact was. Hier werd door Argo uit Zaandam een proefsleuf getrokken omdat op deze plaats een oude sloot liep. Kennelijk woonden er mensen naast deze sloot met een raam of deur precies op de plek waar de proefsleuf kwam te liggen, want daar middenin werd een hoeveelheid materiaal uit de xeventiende eeuw opgegraven. De uitwerking van dit onderzoek is nog niet gereed. Voor de Oostzijde 355 – 388 is nader onderzoek aanbevolen.
Westzijde 114
Een archeologische opgraving op het achtererf van Westzijde 114 in Zaandam leverde 2916 keramiekscherven op. Het grootste deel is gebruiksaardewerk zoals borden, koppen, kommen en andere huishoudelijke voorwerpen. Tussen het porselein zaten ook enkele fragmenten kraakporselein, iets wat in de zeventiende eeuw in Zaandam niet vaak voorkwam. Opvallend was de aanwezigheid van fragmenten van minimaal achttien faience zalfpotjes er er werd een mooi stukje gevonden van een vetro a fili-beker , dat wil zeggen een beker van glas waarin gesmolten witte draden zijn aangebracht. Wat botmateriaal betreft werden 68 labels geschreven, onder meer voor verschillende onderkaken van runderen, de onderkaak van een paard en voor 23 schelpen en oesters.
De nieuwe kroniek staat op de website van het archeologisch depot van Huis van Hilde . Wie l iever een (gratis) exemplaar wil bestellen kan een e-mail sturen naar [email protected] . Voor geïnteresseerden in archeologie en geschiedenis is er dit weekeinde van alles te doen in het land tijdens de Nationale Archeologiedagen. Meer informatie daarover vindt u hier .