Plan twaalf woningen Noorderhoofdstraat van de baan

21 jan , 11:45 Actueel
screenshot 20240121 114240
De Raad van State heeft een streep gezet door de bouw van twaalf appartementen op het achtererf van de Noorderhoofdstraat 149 in Krommenie. Het college verleende er op 18 december 2020 een vergunning voor, maar trok die na bezwaren van omwonenden weer in. Afgelopen week velde de Raad van State een oordeel in de zaak .
De gemeenteraad van Zaanstad wil voorkomen dat op de erven van het historische lint van Krommenie onevenredig grote woongebouwen verrijzen en werkte met gezwinde spoed een voorbereidingdbesluit uit, waarmee een adempauze werd ingelast. In zo'n besluit wordt geregeld dat ergens een jaar lang geen nieuwe ontwikkelingen mogen plaatsvinden, om te voorkomen dat er nog gauw even onwenselijke ingrepen in een gebied plaatsvinden pal voordat een nieuw bestemmingsplan in werking treedt om die juist tegen te gaan. Het college had er in eerste instantie geen moeite mee dat een fietsenberging was ingetekend vóór de voorgevelrooilijn en gaf op dat onderdeel toestemming voor een afwijking van het bestemmingsplan, maar greep dit later aan om de vergunning alsnog te weigeren.

Strijd met bestemmingsplan

Bij die heroverweging betrok het college het op 27 mei 2021 door de raad aangenomen voorbereidingsbesluit en dat was volgens de ontwikkelaars van het bouwplan in strijd met het recht. Bouwbedrijf Koman en Exploitatiemaatschappij Pirema kregen echter ongelijk van eerst de rechtbank en nu ook de Raad van State. 's Lands hoogste bestuursrechter oordeelt dat het college zich in tweede instantie terecht op het standpunt mocht stellen dat de fietsenstalling - of elk ander bijgebouw - op grond van de toen geldende regels ten minste drie meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw moet liggen.

Volledige heroverweging

Het college mocht van de RvS bij de beoordeling van de ingediende bezwaren een volledige heroverweging van het eerdere besluit maken, maar de ontwikkelaars betoogden dat daarbij het voorbereidingsbesluit niet mocht worden meegenomen. Op dat cruciale punt overwoog de RvS dat de aanvraag voor de drie woongebouwen vanwege de fietsenstalling in strijd was met het geldende bestemmingsplan en er dus geen rechtstreekse aanspraak kon worden gemaakt op het verkrijgen van een omgevingsvergunning. En dat betekent dat het college later ook het voorbereidingsbesluit moest toetsen. 'Vanaf het moment waarop de raad het voorbereidingsbesluit had genomen kon het college niet anders dan beslissen met inachtneming van dat voorbereidingsbesluit. Dit maakt het besluit niet in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur,' aldus de uitspraak.