De aangifte van een woninginbraak wordt in een landelijke gemeente sneller opgepakt dan in het meer verstedelijkte Zaanstad. Maar in een grote stad als Amsterdam is de kans dat de politie er snel mee aan de slag gaat nog kleiner, zo blijkt uit een rapport van de Algemene Rekenkamer.
Daarin worden de resultaten van een onderzoek onder 27 van de 168 basisteams gepresenteerd. In Noord-Holland werden de basisteams van Zaanstad, IJmond, Heerhugowaard, Amsterdam Centrum/Jordaan en Amsterdam Centrum/Burgwallen onder de loep genomen.
Op het platteland (Heerhugowaard) wordt gemiddeld 90,4 procent van de ‘kansrijke’ aangiftes - die met 'een grotere kans op opsporing' - binnen 30 dagen opgepakt. In suburbane gebieden (Zaanstad, IJmond) is dat 89,4 en in stedelijke gebieden (Amsterdam) 84 procent. Volgens de onderzoekers kunnen de gevonden verschillen het gevolg zijn van een andere manier van screenen van aangiftes door de verschillende politieteams.
Van de ‘kansrijke’ aangiftes die tussen 1 januari en 1 augustus dit jaar werden gedaan heeft de politie 70,2 procent binnen tien dagen in behandeling genomen, zo blijkt uit haar eigen registratiesysteem. Zeven procent van die kansrijke aangiften bleef 60 dagen of nog langer liggen. Winkeldiefstallen worden relatief gezien vaker binnen drie dagen opgepakt dan bijvoorbeeld woninginbraak, mogelijk omdat het bij winkeldiefstallen om arrestaties op heterdaad gaat.
Overigens betekent ‘in behandeling nemen’ niet altijd dat een rechercheur of agent ook meteen in actie komt. Het houdt in dat de rechercheur of agent de hem of haar toegewezen zaak op zijn computer heeft aangeklikt en daarmee ‘geaccepteerd’. Of er vervolgens ook meteen een opsporingshandeling volgt, is niet met zekerheid te zeggen.
De Algemene Rekenkamer onderzocht de reactiesnelheid van de politie omdat de afgelopen jaren geregeld de klacht klinkt dat aangiften daar veel te lang blijven liggen of zelfs ‘in de prullenbak’ verdwijnen, mogelijk door capaciteitsgebrek. Politiefunctionarissen en -bonden waarschuwden voor een te kleine bezetting in de zomermaanden.
Uit eerder onderzoek is al bekend dat zogeheten casescreeners bij de politie ruim de helft van de binnengekomen aangiften op gezag van het Openbaar Ministerie terzijde schuiven omdat de opsporingskansen minimaal zijn. Dat gebeurt bijvoorbeeld veel met fietsendiefstal. Dit onderzoek focuste op zaken die de casescreener juist wél laat passeren:
[embed][/embed]
Voor het besluit om door te pakken of af te wijzen heeft de casescreener maximaal drie dagen. Maar vervolgens moeten daarvoor aangewezen coördinatoren (de ‘dossiermanagers’) binnen het politieteam de op te pakken zaken tijdens de intake nog toewijzen aan een rechercheur of agent. Voor die stap geldt een ‘indicatieve’ norm van 60 dagen. Daarmee is een zaak echter nog niet opgepakt, laat staan ‘opgelost’.
In de eerste zeven maanden van dit jaar kwamen in totaal 425.676 aangiftes bij de politie binnen. Daarvan brachten casescreeners 176.346 ‘kansrijke’ aangiften in het opsporingsproces (41,4 procent van het totaal) en haalde de politie er vervolgens 51.879 weer uit. Een klein deel van die laatste groep (5665 zaken) werd ‘vroegtijdig beëindigd’ omdat de politie geen capaciteit had om ze op te pakken, terwijl op de rest (46.214 zaken) voor de Rekenkamer geen eenduidig label te plakken viel.
[embed][/embed]
‘Ze vormen een vergaarbak van aangiften die om uiteenlopende redenen werden ‘afgerond’ zonder in het registratiesysteem ‘in behandeling’ te zijn geweest. Een deel daarvan is niet opgepakt, een ander deel juist snel opgepakt. Een nadere kwantitatieve verdeling tussen die mogelijkheden was binnen de beperkte duur van ons onderzoek niet te maken.
Uit het nu gepubliceerde onderzoek blijkt ook dat de kansrijke aangiften in de zomermaand juli iets langzamer in behandeling werden genomen dan die in maart en mei: 9,7 procent bleef in juli langer liggen dan 60 dagen, tegen zeven procent over de hele periode.
Opvallend is dat alle alle teams melding maakten van een toenemend aantal evenementen of evenementen die grootschaliger worden. Dat zijn gebeurtenissen die meer politie-inzet vragen en ten koste gaan van andere taken. ‘De burgemeesters en gemeenteambtenaren die wij spraken begrijpen die zorg. Maar ze spreken ook de wens uit dat de politie beter analyseert wat er precies in het gedrang komt,’ zo eindigt het rapport.
[embed][/embed]