Voor het huis parkeren wordt door steeds meer gemeenten moeilijker gemaakt. In steden als Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Eindhoven, Delft en Utrecht is een parkeerplek bij een nieuwbouwhuis inmiddels niet vanzelfsprekend meer.
Uit een analyse van BNR blijkt dat veel mensen in hun woonplaats geen parkeervergunning meer krijgen. Ze worden gedwongen om een parkeerplaats op eigen terrein te ontwikkelen, hun auto weg te doen of verder weg een alternatief te zoeken. Ook bij binnenstedelijke bouwprojecten in de schaarse ruimte in Zaandam zou dat kunnen gaan spelen, nu de druk om bij te bouwen steeds groter wordt.
Parkeernorm obstakel voor bouwen
Onderzoek van de provincie Zuid-Holland heeft aangetoond dat gemeentelijke parkeernormen een belangrijke oorzaak zijn voor het achterblijven van de binnenstedelijke woningbouwproductie – een bouwdoelstelling die ook de gemeente Zaanstad als uitgangspunt heeft. Binnenstedelijke parkeerplaatsen zijn echter duur: in ondergrondse garages bijvoorbeeld kost een plek tussen de 20.000 en 40.000 euro. Corporaties geven aan dat zij voor vier gebouwde parkeerplaatsen ook een sociale woning hadden kunnen neerzetten.
Vanaf 1 juli 2018 moeten alle bestemmingsplannen parkeernormen bevatten. Dat kan op twee manieren: ofwel het rechtstreeks opnemen van die normen in het plan ofwel door een verwijzing naar het gemeentelijke parkeerbeleid. Het voordeel van het borgen van voldoende parkeergelegenheid in bestemmingsplannen is dat elk plan een eigen regeling kan bevatten die past bij de functies en het gebruik van het gebied.
Parkeernota Zaanstad
In de Parkeernota Zaanstad 2013, die het aantal parkeerplaatsen voor nieuwbouwwoningen opschroefde, staat: ‘Gebrek aan parkeerruimte is één van de grootste ergernissen van de burgers. Echter men wil ook wonen in een groene en veilige wijk. Dat vraagt om het maken van keuzes. Keuzes die niet primair gericht zijn op het één of het ander, maar die vooral uitgaan van een integrale aanpak.’ En: ‘Hoewel veel burgers dit niet onderschrijven of niet zo ervaren: parkeren kost ruimte en dus geld (voor aanleg, onderhoud, grondkosten) en het verbeteren van parkeervoorzieningen ook. Parkeerruimte heeft zijn economische waarde. De vraag is dan ook wie het verbeteren van de parkeervoorzieningen moet betalen: de overheid, de individuele gebruiker of beide?’
Het is een dilemma dat de komende jaren alleen maar groter zal worden, zo blijkt ook uit de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. Waarin onder meer te lezen is dat in Zaanstad ‘de acceptabele loopafstand’ naar parkeerplaatsen voor het bewoners 250 meter en voor werknemers 350 meter is.
Eigen verantwoordelijkheid
Gemeenten houden inwoners steeds meer zelf verantwoordelijk voor een parkeerplek, om hun stad bereikbaar en leefbaar te houden. Bewoners van nieuwbouw in Amsterdam krijgen geen vergunning meer voor parkeren op straat, ook niet wanneer het huis geen eigen parkeerplek heeft. De Cartesiusdriehoek in Utrecht krijgt veel minder parkeerplaatsen dan gebruikelijk in een nieuwe wijk: de gemeente mikt daar op het openbaar vervoer.
Toch zullen er voorlopig nog wel veel woningen met parkeerplekken blijven, denkt directeur Wienke Bodewes van projectontwikkelaar Amvests. ‘Men is te veel gehecht aan de auto, vooral gezinnen met kinderen in plekken buiten binnensteden. Je moet ook opletten voor wie je zulke projecten bouwt. Het gaat om de doelgroep. We zien dat het daar nog weleens misgaat: dat het nieuwbouwproject niet aansluit bij die doelgroep.’
Fietspromotie
Tien steden die via gericht beleid het fietsen willen bevorderen – Amsterdam, Den Haag, Eindhoven, Goes, Groningen, Nijmegen, Rotterdam, Tilburg, Utrecht en Zwolle – gaan de krachten bundelen in de F10. Deze netwerkorganisatie heeft als doel het behalen van gemeenschappelijk voordeel door uitwisseling van kennis, het opzetten van pilots en het verwerven van meer financiële steun van het Rijk, de provincies en de Europese Unie voor grootschalige stedelijke fietsinvesteringsprogramma’s. Zo moet het aantal fietskilometers met 20 groeien in de periode 2017-2027.
Ook andere steden kunnen toetreden wanneer ze de inzet van de F10 onderschrijven en daaraan een actieve bijdrage willen leveren.
