Handige site voor het zoeken naar voorouders in het ‘pauperparadijs’

Foto: Geheugen van Drenthe

Het is 1 juni 1820 als directeur Benjamin van den Bosch van de Maatschappij van Weldadigheid in Drenthe laat weten dat vijftien mensen uit het dorpsweeshuis in Koog aan de Zaan een dag eerder veilig gearriveerd zijn. ‘Allen hebben een vrij goed voorkomen en zijn zeer wel gekleed.’

Al ruim een jaar eerder had de plaatselijke schout voorgesteld om enige wezen bij koloniale huis­gezinnen te plaatsen. Hij gaf bij die gelegenheid alvast een overzicht van de ‘Bevolking van het dorpsweeshuis van Koog aan de Zaan, waar dan verblijven veertien jongens, variërend in leeftijd van zes tot 44, en tien meisjes, van drie maanden tot 27 jaar.’

De vijftien nieuwelingen uit de zomer van 1820 zijn de eerste grote groep Zaanse bewoners van de Koloniën van Weldadigheid die zo’n grote stempel op ons hele land zouden drukken: minstens een miljoen mensen in Nederland en België stammen af van paupers, wezen en ‘gewone’ armen uit een van de zeven Koloniën. Bent u zelf nieuwsgierig, dan is er nu de website Allekolonisten die het zoeken naar mogelijke voorouders een stuk eenvoudiger maakt. Dit filmpje geeft meer uitleg.

Klachten

Wanneer twee van de Kogers een jaar na hun aankomst in militaire dienst moeten, maken ze van die gelegenheid gebruik om zich te beklagen over de behandeling die hen in het noorden ten deel valt. Simon Muze – of Muuze of Muse – geboren op 5 maart 1803, klaagt over het te zware werk, over onvoldoende gevarieerd eten, over zijn lotgenoot Rijk Schuurman die zondags in dezelfde kleren moet lopen als doordeweeks en over ontoereikende medische verzorging. De schout vermoedt dat het allemaal wel wat meevalt, maar laat toch onderzoek doen. Daar komt uiteindelijk niets uit.

Uit verdere correspondentie blijkt dat ‘weeshuis’ en wat misleidende naam is, omdat daar ook moeders waren ondergebracht. En ene Jacobus Stõckel blijkt helemaal geen wees te zijn, omdat hij in een schreef laat weten dat hij ‘wenschte mijne ouders mij weder in hunnen midden te zien‘.

Kledinghandel

De bewoners mogen af en toe op verlof, en wanneer zij terugkeren in Koog aan de Zaan zijn de notabelen daar geschokt over hun voorkomen: ‘Dat dezelve alhier ten aanzien van hunne kleeding zoo wel boven als onderkleeding in een zeer deplorabele toestand zijn aangekomen, en betuigd hebben geene meerder nog andere kleederen te bezittten (…). Dat in dezelfde omstandigheid ook onlangs met verlof alhier was gekomen de ingedeelde Pieter Nome, en dewelke door HH Armenvoogden van nadere kleederen voorzien na de kolonie is terug gekeerd.’

De Maatschappij kan alleen maar verklaren met welke kledingstukken de wezen op verlof vertrokken zijn en de – niet geheel onwaarschijnlijke – veronderstelling uiten dat ze op de boot over de Zuiderzee hun nettere kledingstukken aan de meestbiedende hebben verkocht.

Wanneer de schout in 1824 een verrassingsbezoek aan ‘zijn’ mensen brengt, is hij plezierig verrast en schrijft in het gastenboek: ’28 february 1824 is door ons ondergetekende Frederik­soord nagezien en na genoegen bevonden, houdende derhalve de klagten daar van voor laster en vooroordeel.’  Was getekend Waigert Evert Smit, schout van Koog aan de Zaan, Dirk Groen en Jan Huurman.

Zaandam geeft het op

Een jaar later houdt de voorloper van onze huidige indicatiestellers, de subcommissie van weldadigheid Zaandam het voor gezien en stapt en bloc op: het door haar gestuurde gezin Thesing neemt na een jaar de benen en de schuld die ze achterlaten wordt op het conto van de Zaandammers geschreven. Die snappen daar niets van en laten burgemeester en wethouders weten dat ze opstappen. Hoe dat afliep is helaas niet duidelijk.

De Maatschappij van Weldadigheid werd opgericht door de sociaal bewogen generaal Johannes van den Bosch – de broer van de directeur uit de inleiding. Hij had een even ambitieus als ongewoon plan om de verstikkende armoede in Nederland te bestrijden, dat na de nederlaag van Napoleon berooid was achtergebleven.

De in Frederiksoord, Wilhelminaoord en Willemsoord ondergebrachte gezinnen waren veelal uit vrije wil gekomen en konden de Koloniën ook weer verlaten. Dat was niet het geval in Veenhuizen en Ommerschans: dat waren ‘gestichten’ die opgericht werden om landlopers, gestraften, bedelaars, wezen en vondelingen te huisvesten. In België liggen de zusterkoloniën Wortel en Merksplas.

Unesco

In 2010 werd het cultureel en natuurlijk erfgoed van de Maatschappij van Weldadigheid door de Provincie Drenthe en gemeenten Westerveld en Noordenveld voorgedragen en in 2011 opgenomen op de Voorlopige Lijst Werelderfgoed van Unesco Nederland.

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen