Democratisch Zaanstad en Denk willen weten hoe de burgemeester gaat waarborgen dat ingrijpende maatregelen zoals het intrekken van horecavergunningen juridisch goed onderbouwd zijn, zodat disproportionele sancties worden voorkomen. Dit naar aanleiding van een door de voorzieningenrechter teruggedraaide sluiting van de lunchroom en naastgelegen patisserie Günay op de Gedempte Gracht.
De rechter schorste het intrekken van de exploitatievergunningen van beide zaken voor de duur van vier weken vanwege twijfels bij de feitelijke onderbouwing van het besluit en omdat de eigenaren een groot belang hebben bij de heropening van de bedrijven, terwijl de burgemeester 'geen bijzondere belangen bij onmiddellijke uitvoering van de besluiten heeft aangevoerd'. De aanleiding was een bezoek van de Nederlandse Arbeidsinspectie op 12 april, waarbij bleek dat er in beide zaken in totaal dertien (buitenlandse) mensen aan het werk waren zonder daartoe gerechtigd te zijn. Ook was er noch in de lunchroom noch in de patisserie een leidinggevende aanwezig.
Deze optelsom leidde bij de burgemeester tot het oordeel dat de exploitanten van 'slecht levensgedrag' zijn, en op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening is dat een grond voor het intrekken van de horeca-exploitatievergunning voor vier weken. Volgens Jan Hamming was in dit geval sprake van slecht levensgedrag omdat 'de gehele bedrijfsvoering steunt op illegale arbeid en er misstanden zijn met betrekking tot arbeidswetgeving en uitbuiting'.
De eigenaren stelden daar tegenover wel degelijk legale werknemers uit Nederland, de rest van de Europese Unie en elders op de loonlijst te hebben met degelijke contracten. Ze voeren ook aan dat 'de vermeende overtredingen, voor zover erkend en vaststaand, van dusdanig geringe aard zijn dat zij geen intrekking van de horeca-exploitatievergunning en sluiting ven beide lunchrooms rechtvaardigen'. Bovendien was het de eerste keer dat er bij de bedrijven overtredingen geconstateerd werden.
Volgens de rechter staat het vast dat op het moment van de controle in beide ondernemingen geen exploitant of leidinggevende aanwezig was, wat volgens de APV niet mag. Ook werd niet betwist dat 'er (enige) personen in de zaken aanwezig waren die niet over de vereiste papieren beschikten om in Nederland te mogen werken,' maar die personen zouden volgens de eigenaren 'niet (allen) bij hen in dienst zijn en voorts waren er enkele personen die proefdraaiden, voordat tot aanstelling en controle van hun recht op arbeid was overgegaan'. 'Zij betwisten voorts dat zij werknemers onderbetalen en hebben daartoe loongegevens overgelegd.'
Al met al is het de voorzieningenrechter niet duidelijk geworden wat de exacte vaststaande feiten zijn die voor de beoordeling door de burgemeester van belang zijn, aldus de uitspraak. 'De rapporten, met name die van Nederlandse Arbeidsinspectie, zijn in het licht van de daartegenover geplaatste stellingen van verzoeksters te summier om daar goede conclusies over de relevante feiten aan te verbinden. De burgemeester lijkt met te grote, niet overtuigende stappen, te concluderen tot 'slecht levensgedrag', terwijl niet evident is dat een enkele overtreding in de context van deze zaak, waarbij in het geheel geen sprake is van andere (criminele) aanwijzingen, die conclusie kan wettigen.'
Via schriftelijke vragen willen Democratisch Zaanstad en Denk nu te weten komen welke alternatieve sancties zijn overwogen vóór het intrekken van de vergunningen, en waarom zijn deze niet toegepast. 'Welke beleidsaanpassingen of richtlijnen worden ingevoerd om te voorkomen dat ‘werk-zonder-status’ automatisch leidt tot het label ‘slecht levensgedrag’ en directe sluiting? Hoe wilt u transparanter worden in de besluitvorming richting de raad, inclusief het delen van inspectierapporten en juridische onderbouwing voorafgaand aan sancties en hoe worden ondernemers beschermd tegen reputatieschade wanneer de gemeente maatregelen neemt op basis van mogelijk onjuiste of onvoldoende feiten?' zijn enkele van de vragen van Juliëtte Rot (DZ) en Erdogan Sahin (Denk).