Het Rijk en provincies verwachten in 2023 gezamenlijk ruim 6,3 miljard euro aan wegenbelasting te ontvangen, zo'n 220 miljoen euro meer dan wat zij begrootten voor 2022. De inkomsten van de provincies stijgen relatief sterker dan die van het Rijk. Wat de zogenoemde opcenten betreft zitten inwoners van Noord-Holland goed.
Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek op basis van onderzoek van de begrotingen van het Rijk en de provincies. De motorrijtuigenbelasting bestaat uit twee componenten. Het Rijk verwacht in 2023 in totaal 4,5 miljard euro te innen,3,5 procent meer dan in 2022. De tarieven voor dat deel in de belasting worden per 1 januari 2023 verhoogd, en het percentage is nog niet officieel gepubliceerd. Belastingmaatregelen zoals de (gedeeltelijke) vrijstelling van elektrische voertuigen hebben een remmend effect op de verwachte opbrengsten gezien de toename van het aantal elektrische auto’s.
Ook bij de provincies wordt er komend jaar rekening gehouden met een stijging van de inkomsten uit de wegenbelasting. Provincies verwachten 67 miljoen euro meer binnen te krijgen dan dit jaar; in totaal ruim 1,8 miljard euro. Dit is een stijging van 3,8 procent vergeleken met een jaar eerder. De stijging is onder andere te wijten aan hogere tarieven. De meeste provincies houden verder rekening met een toename het wagenpark.
Het opcententarief is het hoogst in Groningen en Zuid-Holland. De provincies mogen zelf het opslagpercentage bepalen. De opcenten worden geheven als percentage over het tarief van de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting zoals die in 1995 opgelegd zou worden. Groningen en Zuid-Holland hanteren volgend jaar 95,7 procent. Het laagste tarief betaalt men in Noord-Holland: 67,9 procent.