De afdeling advisering van de Raad van State ziet geen juridische grondslag die ruimte geeft om 'gericht en uitsluitend' Surinaamse Nederlanders die in 1975 naar ons land kwamen tegemoet te komen voor hun onvolledige AOW-opbouw. Deze groep kampt met een gat van twee procent per jaar in de periode tussen 1957 en 1975 of later.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vroeg de RvS om een advies in deze kwestie, omdat gedacht werd aan een gerichte tegemoetkoming voor deze groep. Die koos er na de onafhankelijkheid van Suriname op 25 november 1975 voor om naar Nederland te verkassen. Vanaf 1957 tot hun verhuizing waren deze mensen niet verzekerd voor de Algemene Ouderdomswet, omdat zij tijdens die periode geen ingezetene waren van Nederland. En dat gegeven is bepalend voor de ouderdomsuitkering.
Alleen gedurende de jaren dat men in Nederland woont worden AOW-rechten opgebouwd. Andere aspecten, zoals bijvoorbeeld nationaliteit, spelen daarbij geen rol. Volgens het Statuut van het Koninkrijk moeten alle landen binnen het koninkrijk zelfstandig voorzien in hun eigen sociale zekerheid. De afdeling advisering wijst er ook op dat het verlaten van dit uitgangspunt een 'aanzienlijke precedentwerking' heeft en potentieel grote financiële consequenties kan hebben.