Ruim tweederde Wmo-cliënten geeft niet thuis voor onderzoek

Foto: PxHere / CC0 Publiek Domein

Een door de gemeente uitgevoerd cliëntervaringsonderzoek om inzicht te krijgen in de effecten van hulp en ondersteuning van Wmo-cliënten kreeg in de lente van vorig jaar een respons van 31 procent. Dat betekent dat ruim tweederde van de inwoners die leunen op de Wet maatschappelijke ondersteuning niet reageerde. En rijst de vraag hoe representatief de uitkomsten zijn.

In totaal ontvingen 2495 cliënten een uitnodigingsbrief met het verzoek om deel te nemen aan het onderzoek en 764 van hen vulden de vragenlijst volledig in. Uit de antwoorden bleek dat bijna acht op de tien Wmo-cliënten vooraf op de hoogte waren waar zij terechtkonden met hun hulpvraag, wat niet anders was dan in eerdere jaren en overeenkomt met het landelijke beeld. Vooral mensen met een woonvoorziening, huishoudelijke hulp of vervoerdienst zijn bekend met de toegang tot hulp. Bij inwoners met begeleiding of beschermd wonen en vanuit het Wijkteam Poelenburg is het percentage met 57 lager dan gemiddeld. Ten opzichte van eerdere jaren was men iets minder positief over de snelheid waarmee men geholpen werd.

 

Veel inwoners (65 procent) kregen hulp bij het indienen van de Wmo-aanvraag, meestal van een bekende of een zorgorganisatie. Een overgrote meerderheid is goed te spreken over deze hulp. Een kwart van de cliënten had behoefte aan (meer) ondersteuning bij de aanvraag of de voorbereiding op het keukentafelgesprek. In totaal gaven Wmo-cliënten een 7,4 voor het gemak van het indienen van de aanvraag. Dit is een lichte afname ten opzichte van 2019 (7,7). Het meest tevreden waren cliënten in 2020 over Pelders- en Hoornseveld (7,9) en de laagste cijfers kregen Poelenburg en Wormerveer (beide een 7,1).

Waardering in woonvoorzieningen

Acht op de tien Wmo-cliënten voelden zich serieus genomen en driekwart gaf aan dat er in het keukentafelgesprek samen naar een oplossing is gezocht. Beide aspecten kregen wel een lagere waardering dan in 2019. Gemiddeld beoordeelden inwoners het keukentafelgesprek met een 7,7. Cliënten met een woonvoorziening gaven met een 8,0 gemigdeld de hoogste cijfers en cliënten met beschermd wonen met een 6,2 gemiddeld de laagste. Ruim een derde (35 procent) van de Wmo-cliënten was bekend met de mogelijkheid tot onafhankelijke cliëntondersteuning, hoger dan in eerdere jaren.

Wachten op hulpmiddel

Bij 60 procent van de cliënten was de aanvraag binnen acht weken afgerond en bij vijftien procent duurde het langer. Aanvragen voor huishoudelijke hulp werden het vaakst binnen de eerste termijn afgerond (65 procent), terwijl dit voor een hulpmiddel in minder dan de helft (49 procent) van de gevallen gold. Zes op de tien cliënten waren tevreden over de wachttijd tussen het eerste contact met de gemeente en het moment van goedkeuring van de aanvraag. Voor zestien procent was deze tijd te lang. Een vergelijkbaar aandeel van de cliënten (64 procent) was tevreden over de wachttijd tussen de goedkeuring van de aanvraag en het van start gaan van de hulp. Dertien procent was hier ontevreden mee.

Positieve effecten

Ongeveer zeven op de tien cliënten vonden dat zij snel terechtkonden bij de organisatie waar zij hulp van krijgen, een lichte daling ten opzichte van 2019. Ook was er in driekwart (74 procent) van de gevallen sprake van een soepele overgang tussen het Sociaal Wijkteam en de hulporganisatie. Acht op de tien Wmo-cliënten  waren positief over de ondersteuning of voorziening die zij ontvingen. Ook voldeed die in bijna alle gevallen aan de wensen en behoeften. Wel lag de waardering voor de kwaliteit iets lager dan een jaar eerder.  Cliënten zagen positieve effecten van de ondersteuning op het gebied van zelfstandigheid, een stabilisering van de zelfredzaamheid en een verbeterde kwaliteit van leven.

Gevolgen corona

Driekwart van de cliënten gaf aan dat de ontvangen ondersteuning tijdens de coronapandemie in 2020 dezelfde bleef. Voor de rest kwam de ondersteuning later op gang, waren minder uren beschikbaar of vond de ondersteuning plaats op een andere manier, zoals via (beeld)bellen. Een deel moest hierdoor meer zelf doen of meer hulp vragen van zijn of haar omgeving. Daarnaast had de coronacrisis sociale gevolgen: zo zagen cliënten minder mensen en misten zij de persoonlijke aandacht en begeleiding. Ook leidde het bij sommige mensen tot eenzaamheid.

Bij iets meer dan de helft van de cliënten (57 procent) was er een alternatief aanbod beschikbaar voor de minder of niet geleverde ondersteuning. Dit was meestal met behulp van telefonisch contact of via beeldbellen. De ervaringen met dit alternatief zijn wisselend: ruim een derde (37 procent) vindt het goed/uitstekend en een vergelijkbaar deel (39 procent) voldoende of matig. Een deel van de cliënten staat positief tegenover het behoud van deze ondersteuning na de crisis. De meest gewenste vorm is dan de combinatie met persoonlijke  contacten.

 

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen