Deelauto’s vast onderdeel van grotere bouwprojecten

Een mogelijk scenario in de toekomst.
Een mogelijk scenario in de toekomst.
Foto: Pixabay / Albrecht Fietz

De parkeernorm die wordt gebruikt om de parkeerbehoefte te berekenen wordt steeds verder naar beneden bijgesteld: hoe meer huizen en hoe meer mensen des te minder plek voor stilstaande auto’s. Het aanbieden van deelauto’s in nieuwbouwprojecten ziet Zaanstad als een deel van de oplossing: één parkeerplaats voor een deelauto (inclusief het aanbieden van de deelauto zelf) vervangt vijf reguliere parkeerplekken.

In een gereguleerd gebied – dus met betaald parkeren – kan het bewonersdeel van de parkeervraag voor maximaal 20 procent worden opgevangen met deelauto’s. In niet-gereguleerde wijken binnen de bebouwde kom is dat tien procent. In de nabijheid van OV-knooppunten is het autogebruik lager en zijn minder parkeerplekken per woning nodig. Hierbij geldt een reductie van vijftien procent bij ontwikkelingen op maximaal 350 meter loopafstand van een Intercity-station en van tien procent bij ontwikkelingen op maximaal 250 meter loopafstand van een ander station of een andere halte voor hoogwaardig openbaar vervoer.

Ontheffing parkeereis

In de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 staat dat een aanvrager van een omgevingsvergunning om ontheffing van de parkeereis kan verzoeken in combinatie met het uitsluiten van het betreffende adres in een gereguleerd gebied van parkeervergunningen. Praktisch gezien geldt daarbij als uitgangspunt dat de ontwikkeling minimaal op 250 meter afstand van de grens van het gebied met betaald parkeren moet liggen, om ongewenst uitwijkgedrag naar de parkeerplaatsen waar gratis geparkeerd kan worden te voorkomen. Dat betekent niet dat er helemaal geen openbare betaalde parkeerplekken komen: er moet immers ook rekening worden gehouden met bezoekers.

Parkeren op afstand

Vanuit het principe ‘eerst benutten dan bouwen’ is in de nota opgenomen dat vrijstelling van het realiseren van (een deel van) de benodigde plaatsen kan worden verleend als in de omgeving op acceptabele loopafstand parkeerplaatsen kunnen worden gehuurd of gekocht. ‘Acceptabel’ is maximaal 250 meter voor bewonersparkeren en 350 meter voor werknemers. Voorwaarde is wel dat de aanvrager onderbouwt waarom het volledige benodigde parkeeraanbod niet binnen het project kan worden gerealiseerd. Daarnaast moet de aanvrager aantonen dat de alternatieve parkeerruimte daadwerkelijk langdurig (minstens vijftien jaar) beschikbaar is.

Sociale woningbouw

Bij sociale woningbouw is het vaak financieel niet mogelijk om de parkeerplaatsen in een gebouwde parkeervoorziening te realiseren of om bewoners een parkeerplaats in  parkeergarage te laten huren. Zaanstad geeft er daarom de voorkeur aan om parkeerplaatsen bij sociale woningbouw op het maaiveld in te tekenen. ‘In de praktijk blijkt immers dat wanneer bij sociale huurwoningen betaald moet worden voor een parkeerplaats, de kosten snel te hoog zijn en daar geen gebruik van wordt gemaakt,’ schrijft het college in de Beleidsregels Parkeren bij ruimtelijke ontwikkelingen die naar de gemeenteraad zijn gestuurd.

Fietsen

In deze regels zijn de parkeernormen voor auto en fiets geactualiseerd op basis van nieuwe cijfers van het Crow. Daarin komen ook minder parkeerplaatsen bij de inzet van  deelauto’s en nabij OV-knooppunten uitgebreid aan de orde. Naast de noodzaak om voldoende parkeergelegenheid voor auto´s over te houden is het ook belangrijk om te voorzien in voldoende stallingsruimte voor fietsen. De nieuwste Crow-fietsparkeerkencijfers van februari 2019 zijn daarbij als uitgangspunt genomen. ‘Opgemerkt dient te worden dat de fietsparkeerkencijfers minder doorontwikkeld zijn dan de autoparkeerkencijfers.

Vanuit die gedachte gelden voor het fietsparkeren eigenlijk geen normen maar richtlijnen,’ aldus het college. Het Bouwbesluit stelt voor woningen een individuele fietsenberging verplicht, maar biedt ruimte voor gelijkwaardige oplossingen zoals een gemeenschappelijke fietsenstalling in combinatie met een inpandige berging. Daar moet ook plek zijn voor ‘buitenmodel’ fietsen, zoals bakfietsen, scooters en bromfietsen en bovendien voldoende oplaadpunten voor elektrische (brom)fietsen.

Verschillende zones

De parkeernormen zijn niet voor de hele gemeente dezelfde: er wordt onderscheid gemaakt naar stedelijkheidsgraad (van niet stedelijk tot zeer sterk stedelijk) en naar de ligging in de stedelijke zone (centrum, schilgebied, rest bebouwde kom, buitengebied). In de nieuwe beleidsregels is de gebiedsindeling geactualiseerd:

  • Zaandam wordt aangeduid als zeer sterk stedelijk, de meeste andere kernen als sterk stedelijk;
  • Voor de lintbebouwing in Assendelft en Westzaan, de bedrijventerreinen, ‘t Kalf en het buitengebied geldt de stedelijkheidsgraad matig stedelijk;
  • Voor de Achtersluispolder en het Hembrugterrein wordt vooralsnog uitgaan van de huidige stedelijkheid (matig stedelijk);
  • Voor de indeling naar stedelijke zone (centrum, schil centrum, rest bebouwde kom en buitengebied) gelden geen richtlijnen.

In de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 is opgenomen dat er geen parkeerplaatsen gerealiseerd hoeven worden als de parkeerbehoefte gelijk is aan of minder dan twee. Deze regel is bedoeld om kleine ontwikkelingen eenvoudiger te kunnen realiseren en betekent dus niet dat als de parkeerbehoefte groter is dan twee plaatsen, deze twee parkeerplaatsen in mindering kunnen worden gebracht op de parkeereis. Om een stapeling van vrijstellingen te voorkomen geldt daarnaast dat in de vijf jaar voorafgaande jaren in de omgeving deze mogelijkheid niet al eens mag zijn gebruikt.

Garage geen volwaardige plek

Voornamelijk bij woningen blijkt in de praktijk dat bijvoorbeeld een garage(box) niet altijd wordt gebruikt voor het stallen van de auto, maar als bergruimte. Aangezien hier bij de parkeernormen geen rekening mee wordt gehouden, kan parkeeroverlast ontstaan. Parkeerplaatsen in een garage(box), oprit of carport bij woningen worden daarom niet als volwaardige parkeerplaats meegeteld.

Gehandicaptenplaatsen

Bij de toetsing van duurzame parkeeroplossingen moet daarnaast rekening worden gehouden met bijvoorbeeld gehandicaptenplaatsen: de richtlijn is dat bij openbare gebouwen, functies die voor gehandicapten toegankelijk zijn en aangepaste woningen tenminste één gehandicaptenparkeerplaats gerealiseerd wordt, zo dicht mogelijk bij de (hoofd)ingang en op maximaal 50 meter daar vandaan. Bij publieke voorzieningen is de richtlijn dat tenminste vijf procent van de plaatsen voor gehandicapten ingericht wordt, met een maximale afstand tot de ingang van 100 meter. Bij een groot openbaar parkeerterrein of een openbare parkeergarage is de verhouding dat per 50 gewone plaatsen één gehandicaptenplek wordt gerealiseerd (twee procent van de totale capaciteit).

In september in werking

De Beleidsregels Parkeren bij ruimtelijke ontwikkelingen moeten in werking treden met ingang van 1 september. Er is overgangsrecht in opgenomen voor partijen die vóór de datum van inwerkingtreding al een aanvraag voor een omgevingsvergunning hebben ingediend of vóór die datum in overleg waren dan wel zijn met de gemeente ter voorbereiding van een vergunningaanvraag.

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen