Beter vloeiend en veel een buitenlandse taal spreken met je kind dan verhaspeld Nederlands. En ondertussen wél op les op het niveau van dat Nederlands op te krikken. Dat is kort gezegd de boodschap die ouders met een migratieachtergrond in de toekomst meekrijgen in Zaanstad.
Het staat in een visie die het college naar de gemeenteraad heeft gestuurd en die is gebaseerd op wehenschappelijk onderzoek naar de taalontwikkeling bij kinderen. De gemeente ontdekte dat er nu nog tegenstrijdige signalen naar ouders gaan: de ene professional raadt aan thuis toch vooral Nederlands te spreken, terwijl een tweede het advies geeft de eigen taal daar voorrang te geven. In het slechtste geval leidt dat ertoe dat ouders de bemoeienis met de taalontwikkeling van hun kind maar helemaal opgeven en het gesproken woord zich beperkt tot het hoognodige. Maar kinderen hebben er juist baat bij om veel woorden te horen en om kennis te maken met de veelzijdigheid van taal. En dat kan het best in de taal die de ouder het beste onder de knie heeft.
'Wij erkennen de meertalige identiteit van het meertalige kind en verwelkomen elk kind in zijn totaliteit,' heet dat in de ambtelijke vertaling. 'De basistaal en cultuur van het kind erkennen en waarderen wij hiermee.' De visie is opgesteld naar aanleiding van de problematiek in Poelenburg en Peldersveld, maar geldt voor de hele gemeente. De basisgedachte dat het belangrijk is dat kinderen de Nederlandse taal goed leren wordt daarmee niet losgelaten. Maar het wordt een kwestie van én én: talen die naast elkaar worden geleerd. Van cruciaal belang daarbij is dat de ouders hun best doen om het Nederlands zo goed mogelijk onder de knie te krijgen, zodat zij hun kinderen kunnen ondersteunen in de Nederlandstalige omgeving op school en bij andere activiteiten. En zelf verder kunnen komen in onze maatschappij.
Volgens de wetenschappelijke literatuur zijn kinderen gebaat bij een zo rijk mogelijk taalaanbod, met een zo groot mogelijk scala aan woorden die met beelden, dingen, gevoelens, emoties, geuren en kleuren verbonden kunnen worden. Het maakt niet uit in welke taal dat gebeurt. De kern van de boodschap die in de toekomst de norm moet worden bestaat uit de volgende onderdelen:
Alle professionals en vrijwilligers die met ouders van jonge kinderen met een migratieachtergrond in aanraking komen worden geacht deze uitgangspunten te gaan hanteren: de verloskundigen, de kraamzorg, de jeugdgezondheidszorg, het onderwijs, het jeugdteam en het Sociaal Wijkteam. Dit streven in praktijk brengen wordt nog een hele toer, zo realiseert het college zich. 'Wat er precies aan ouders wordt geadviseerd moet gebaseerd zijn op de situatie van elke specifieke ouder. Welke taal beheerst die ouder op dat moment het beste? En hoe voorkom je dat die ouder tegenstrijdigheid ervaart tussen enerzijds het advies ‘praat met je kind in de taal die je het beste beheerst’ en anderzijds ‘leer Nederlands!’ De professionals moeten in staat zijn om een goede inschatting te maken van het taalniveau van de ouders, zowel in het Nederlands als in een andere taal, om hen een adequaat advies te geven.'
Een punt van zorg zijn ouders die geen enkele taal op een goed niveau beheersen. Twee talen die slecht worden beheerst en die door elkaar worden gebruikt geven voor kinderen de grootste problemen. Het is dan extra belangrijk dat kinderen zo vroeg mogelijk gebruik kunnen maken van het voorschools educatie programma, aldus het college.