De inmiddels zeventienjarige hoofdverdachte van het doodsteken van de zestienjarige Nick Bood eind april 2017 is vandaag in hoger beroep opnieuw veroordeeld tot de maximaal wettelijk toegestane jeugddetentie van twaalf maanden en jeugd-TBS. Het gerechtshof in Amsterdam bevestigde die eerdere uitspraak van de rechtbank, maar zwakte het delict af tot doodslag.
De fatale steekpartij in het centrum van Zaandam speelde zich af toen de verdachte slechts vijftien jaar oud was. Het slachtoffer werd in het hart geraakt en bezweek aan zijn verwondingen. De aanleiding voor het gebeurde was dat het slachtoffer de enkele weken eerder door de verdachte gekochte en betaalde drugs niet had geleverd. De verdachte voelde zich daarom boos en opgelicht. In de weken daarna liet de verdachte aan vrienden weten dat hij het slachtoffer wilde ’terugpakken’, ‘steken’, ‘slaan’ en soms ‘doodmaken’. De rechtbank vond om deze reden dat er sprake was van voorbedachte raad en dus van moord.
Grootspraak
Het hof heeft daarvoor onvoldoende bewijs kunnen vinden. Dat de verdachte tegen zijn vrienden sprak over ‘doodmaken’, merkt het hof – mede gelet op zijn gedragsstoornis – aan als grootspraak. Doodslag wordt wel bewezen geacht. Over de strafmaat is overwogen dat de verdachte zijn slechts zestienjarige slachtoffer vroegtijdig het leven ontnam en daarmee diens meest elementaire recht: het recht op leven. Hij heeft groot en onherstelbaar leed toegebracht aan de naasten van het slachtoffer en de rechtsorde ernstig geschokt, zeker omdat het misdrijf op de openbare weg is gepleegd. Dit rechtvaardigt volgens het hof de maximaal toegestane jeugddetentie.
Langdurige behandeling
Daarnaast is gebleken dat de verdachte een gedragsstoornis heeft die langdurige behandeling vereist. Daarom legt het hof ook een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel (in de volksmond jeugd-TBS) op. De stiefbroer van Nick Bood zag hoe die werd gestoken, op de grond lag en hoe hulpverleners tevergeefs trachtten zijn leven te redden. De moeder van het slachtoffer kwam kort na het steken ter plekke aan en heeft ook gezien hoe hulpverleners bezig waren met het behandelen van haar zoon. Bij beiden is hierdoor zogenoemde shockschade ontstaan, die het hof bij beiden begroot op 15.000 euro.
