De curator van Stichting Welsaen heeft het onderspit gedolven in de strijd met de gemeente over zo’n twee miljoen euro subsidiegeld. Zaanstad krijgt een deel van dat bedrag; een even grote portie is verdeeld tussen burgers en bedrijven die nog geld te goed hadden van de failliet verklaarde welzijnsinstelling.
In november 2015 besloot het college om de in 2013 aan Welsaen verleende subsidies voor drie projecten achteraf te verlagen en om het te veel betaalde bedrag van in totaal 1.166.071 euro terug te vorderen. Datzelfde gebeurde in april 2016 nog eens voor een vierde en vijfde project, waardoor Welsaen nog eens 1.075.095 euro terug moest betalen. Na bezwaar van de stichting werd een van de subsidiekortingen teruggebracht, waardoor de totale vordering van de gemeente op de organisatie die begin juni 2014 ten onder ging uiteindelijk rond 1,8 miljoen euro euro bedroeg.
College volledig in het gelijk gesteld
De curator was het daar om meerdere redenen niet mee eens en maakte onder meer principieel bezwaar tegen het toepassen van kortingen na het faillissement. Volgens de Raad van State huldigde het college echter terecht het standpunt dat geen subsidie kan worden verleend aan een failliete stichting. Ook mocht een korting worden toegepast vanwege het ontbreken van een financiële verantwoording voor een deel van subsidies en het ontbreken van accountantsverklaringen. Het college heeft in de belangenafweging voldoende rekening gehouden met het feit dat sprake is van een faillissement en ‘heeft bij de afweging meer waarde kunnen toekennen aan de juiste besteding van publieke middelen,’ oordeelde de bestuursrechter.
Onroerend goed
Zaanstad heeft nu recht op 41,9 procent van haar claim. Dat geld komt uit de verkoop van onroerend goed van Welsaen, waarmee eerder al schuldeisers als het UWV, de Belastingdienst en banken werden betaald. In het pand van Welsaen aan de Jufferstraat in Zaandam zit nu Vluchtelingenwerk. Het bedrag dat na alle betalingen en inkomsten nog in de Welsaen-pot zit wordt nu verdeeld tussen Zaanstad en de overige crediteuren, te beginnen met de eerste tranche van 83,8 procent.
