De gemeente heeft op dit moment te weinig handvatten om pandeigenaren die hun bezit laten vervallen aan te pakken nog voordat de bouwwerken een veiligheidsrisico worden.
Dat schrijft het college aan de gemeeteraad naar aanleiding van een vorig jaar unaniem aangenomen motie waarin werd gevraagd te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om eigenaren van panden die ernstig zijn verwaarloosd en lelijk afsteken bij de omgeving aan te schrijven op hun onderhoudsverplichting. De conclusie luidt dat daartoe de Welstandsnota moet worden aangescherpt.
Kijken naar Rotterdam
In Rotterdam is al ervaring met deze materie opgedaan en naar aanleiding van de daar opgedane ervaringen ziet het college wel kansen met een gecombineerd beroep op het Bouwbesluit, de excessenregeling in de Welstandsnota en onder meer de brandveiligheid. Nu al worden worden eigenaren van enkele bouwwerken aangeschreven op grond van het Bouwbesluit en brandveiligheid. Dat leidt tot verbeteringen aan de constructie en minder onveiligheid, maar draagt niet veel bij aan de uiterlijke tekenen van verval.
Afhankelijk van meldingen
Bovendien wordt er alleen ingegrepen na meldingen en verzoeken om handhaving en heeft de gemeente zelf geen mensen op straat die bouwvallen signaleren. Actief handhaven op eigen initiatief zou met één arbeidsplaats (0,5 fte toezichthouder en 0,5 fte jurist) tot het aanpakken van zo’n vijftien panden per jaar kunnen leiden, zo schatten B&W in.
Juridische specialisten schatten in dat de huidige excessenregeling in de welstandsnota bij de rechter geen stand houdt, met vage omschrijvingen als ‘armoedig materiaalgebruik’, ‘hinderlijk in het oog springen’ en ’te veel uit de toon vallen’. Dat dient, zo schrijft het college, concreet te worden uitgewerkt in beelden, definities en criteria, ‘zodat juridisch hard te maken is wanneer een situatie daarvan afwijkt en dus als exces gedefinieerd kan worden’.
De Welstandsnota wordt volgend jaar geëvalueerd, wat een mooi moment is om de daad bij het woord te voegen.
