De vakantieperiode biedt om voor de hand liggende redenen een buitenkansje voor het inbrekersgilde, maar desondanks doen ruim vier op de tien Noord-Hollanders niets om het inbrekers moeilijk te maken. Dat blijkt uit een onderzoek van vergelijkingssite Slimster.nl onder 1054 Nederlanders.
Of het nu gaat om een alarmsysteem, bewakingscamera’s, een slimme deurbel, extra sloten, dievenklauwen of een hond die de boel in de gaten houdt: het maakt de kans op een inbraak aanzienlijk kleiner. Toch geeft maar iets meer dan de helft van de Nederlanders aan minimaal één van deze zaken te gebruiken. Goede sloten worden het vaakst genoemd, terwijl een kwart beveiligingscamera’s en/of een slimme deurbel heeft. Een alarmsysteem achten bijna negen op de tien ondervraagden niet nodig.
Opmerkelijk genoeg verandert de zaak wanneer er kinderen in het spel zijn. Zo geven twee op de drie ouders met thuiswonende kinderen aan iets aan inbraakpreventie te doen - meestal een slimme deurbel of camera(’s) - tegen minder dan de helft van de alleenstaanden. Ook blijken woningeigenaren een stuk zuiniger op hun spullen te zijn dan huurders. En is men al eens slachtoffer geworden van een inbraak, dan treft 70 procent ineens wél maatregelen.
Overigens denkt het gros van de ondervraagden dat het bij hen niet zo’n vaart zal lopen. Meer dan de helft acht het redelijk tot zeer moeilijk om bij hen in te breken, ondanks het feit dat een groot deel van hen dus geen specifieke anti-inbraakmaatregelen heeft getroffen.
Slachtoffer worden van inbrekers overkwam al een op de tien Nederlanders eens. Met name 50-plussers kunnen er vaak over meepraten. Uit CBS-cijfers blijkt dat de kans om slachtoffer te worden echter lang niet overal in het land even groot is. Zo werd vorig jaar in Flevoland en Noord-Brabant in 3,1 op de 1000 woningen ingebroken. In Groningen en Zeeland ging het om ‘slechts’ 2,1 op de 1000 huizen, een verschil van bijna 48 procent. Noord-Holland scoorde 2,9 inbraken per 1000 woningen.