Nog even en het broedseizoen breekt aan en dit is daarom hét moment om een vogelhuisje op te hangen in de tuin. Boswachter Mathiska van Natuurmonumenten legt uit waar je op moet letten en zie hoe je zelf een nestkast maakt en het vogels zo goed mogelijk naaar de zin maakt.
Vetbollen en pindaslingers trekken vogels aan, maar zonder geschikte nestgelegenheid komt een vogel niet broeden. In de natuur doen ze dat bijvoorbeeld in een holte of spleet in een oude boom. Maar ruimte voor zo’n grote boom is er niet in elke tuin en een vogelhuisje biedt dan uitkomst. Er zijn wel 60 soorten vogels die broeden in een nestkast. Bij Natuurmonumenten is een gratis vogelhuispakket aan met een bouwtekening van een vogelhuis, recepten voor vogelvoer en tips voor het herkennen van tuinvogels aan te vragen. Het arriveert meteen per e-mail.
Verschillende wensen
Nestkasten zijn er in alle soorten en maten. Sommige vogels willen een klein gat, andere juist weer een grote. Weer andere kijken graag om zich heen en hebben liever een half open nestkast. Kijk van tevoren welke vogels er in de tuin zitten om te bepalen welk kastje geschikt is. Kant-en-klare kastjes zijn vaak van te dun hout, aldus de natuurorganisatie. In de zomer wordt het dan te warm en als het koud is koelt het juist weer te veel af. Maak eigen kasten dus van wat dikkere planken, het liefst van onbehandeld hout van minstens 1,5 centimeter dik met het FSC-keurmerk. De woonwensen wat betreft de 'voordeur' van verchillende vogelsoorten zijn:
- Pimpelmees: 28 mm;
- Koolmees: 32 mm;
- Boomklever: 32 mm;
- Huismus: 35 mm;
- Ringmus: 40 mm;
- Grote bonte specht: 50 mm.
Door vogels een veilige plek te bieden om te nestelen en hun jongen op te voeden, helpen burgers mee om de achteruitgang van het aantal vogels te stoppen.Boswachter Mathiska geeft praktische tips over manieren om een tuin vol vogels te krijge en hoe je ze eenvoudig onderdak geeft.
- De meeste vogels houden er niet van als de wind door de opening naar binnenwaait. In de winter wordt het dan te koud in het kastje en als het regent te nat. Hang het kastje daarom met de vliegopening naar het noordoosten (de wind komt in Nederland namelijk meestal uit het zuidwesten).
- Een plek waar ’s middags vol de zon op schijnt, is geen goed idee. In het vogelhuisje kan het dan zo heet worden dat de jongen het niet overleven.
- De meeste nestkasten kun je op ongeveer twee meter hoogte ophangen. Kasten voor zwaluwen of uilen echter veel hoger.
- Vogels hebben een territorium. Houd daarom minimaal vijftien meter afstand tussen nestkasten voor dezelfde soort vogels. Kijk dus ook even goed bij de buren in de tuin wat daar hangt. Mussen en huiszwaluwen houden juist wel van elkaars gezelschap en broeden graag dicht bij elkaar.
- Bij een voederplek is het vaak een komen en gaan van allerlei soorten vogels. Dat kan voor een broedende vogel veel te druk zijn. Het kost dan veel tijd en energie om steeds al die indringers te verjagen. En die energie hebben ze juist hard nodig om hun jongen te voeren. Voederplekken trekken vaak ook rovers aan. Let dus even op waar je een voederplek inricht en waar je de kasten ophangt.
- Zorg ervoor dat het kastje stevig hangt, zodat hij niet kan vallen of slingeren.
- Hang de kasten een beetje schuin, zodat het regenwater niet via het scharnier van de deksel naar binnen kan lopen. Of werk dit af met een stuk rubber van een oude binnenband.
Help de vogels op weg door in je tuin wat nestmateriaal op te hangen. Bind draad, wol, stro, hooi en haar in bundels en hang die her en der op. Ook het mos van je gazon kun je een beetje los harken. De vogels pikken er graag wat van voor hun nest. Is er een nerstje gemaakt, dan is het zaak om roofdieren op een afstand te houden. De grootste rover is de huiskat, maar ook marters, sperwers en eksters kunnen er wat van. Hieronder een paar tips waarmee om de overlevingskansen van de jonge vogels te vergroten:
- Houd in het broedseizoen de kat ’s nachts zoveel mogelijk binnen of doe het dier een belletje om.
- Als de deksel van het huisje flink oversteekt kunnen poezen of marters minder gemakkelijk met hun poten in de kast komen. Maak het klimmende rovers moeilijk door gaas of een glad stuk plastic om de boomstam te wikkelen. Wel ieder jaar even iets losser maken, zodat het met de boom mee kan groeien.
- Spechten hakken graag de opening van nestkasten open om er ook in te passen. Wil je dat niet, maak dan van een stuk blik een metalen beschermring om de vliegopening.
- Bij het voeren van de jonge wordt er heel wat heen en weer gevlogen. Zorg voor een veilige aanvliegroute, zodat roofvogels de vogels niet te pakken krijgen. Plaats nestkasten daarom het liefst in de buurt van (stekelige) struiken, hagen of bomen. Zo kunnen vogels hun nest veilig bereiken. Vooral bramen en meidoornhagen zijn geschikte plekken om een tussenlanding te maken.