Bestuurders in het nauw: verzet tegen biomassacentrales zwelt aan

Foto: Wikimedia / Frank Vincentz

Bestuurders krijgen steeds meer last van het aanzwellende maatschappelijke protest tegen biomassacentrales die draaien op hout. Een aantal van hen uit de Metropoolregio Amsterdam heeft daarover een brief aan het Rijk opgesteld, waarin ze hun zorgen uiten. Ook Zaanstad zet er een handtekening onder.

De brief gaat naar voorzitter Katrien Termeer van de SER-werkgroep Biomassa, minister voor Milieu en Wonen Stientje van Veldhoven  en minister van Economische Zaken en Klimaat Eric Wiebes. De werkgroep van de Sociaal-Economische Raad is momenteel doende met een advies over biomassa en de ondertekenaars wijzen erop dat zij geconfronteerd worden met maatschappelijke onrust rond houtgestookte biomassacentrales. ‘Waar het gaat om duurzaamheid zijn wij zowel verantwoordelijk voor de energietransitie als voor het zuinig omgaan met grondstoffen, de circulaire economie. Daarnaast voelen we ons ook verantwoordelijk voor een goede leefomgevingskwaliteit en het in stand houden van de biodiversiteit,’ aldus de bestuurders.

Tussenoplossing

‘Houtige massa’ als grondstof wordt gezien als een tussenoplossing tot minimaal 2030, omdat alternatieve duurzame bronnen als geothermie, aquathermie, restwarmte en groene waterstof tot die tijd maar in beperkte mate beschikbaar zijn of veel te duur uitvallen. De manier waarop de Rijksoverheid het gebruik van biomassa nu met miljardensubsidies aanjaagt krijgen de bestuurders echter niet verkocht aan de burger. En ze zetten er ook zelf vraagtekens bij: is dit gemakkelijke geld niet juist een hindernis voor energiebedrijven om snel op zoek te gaan naar alternatieven? De zorgen van de ondertekenaars van de brief betreffen een aantal punten:

  • De duurzaamheid van de houtwinning in herkomstlanden. Een deel van de maatschappelijke onrust hangt samen met de vrees dat de import van houtige biomassa leidt tot niet-duurzame houtwinning in andere delen van de wereld. Daarbij bestaat er twijfel over het certificatiesysteem dat dit moet voorkomen. Het is dus van belang dat helder wordt hoe dit systeem werkt en op welke punten het mogelijk verbeterd moet worden.

Luchtkwaliteit

  • De gevolgen van het gebruik van houtige biomassa voor de luchtkwaliteit. Het is van het grootste belang dat er zo scherp mogelijke emissie-eisen komen voor kleine en middelgrote biomassacentrales, omdat dit de centrales zijn die in de bebouwde omgeving staan. Zonder dergelijke eisen komt er geen draagvlak. Nu moeten bestuurders zelf vergaande emissie-eisen zien te realiseren via maatwerkconstructies, maar zijn daarbij afhankelijk van de medewerking van de initiatiefnemers. Die verdergaande eisen zouden ook in de wet opgenomen kunnen worden. In het verlengde hiervan ligt het verlagen van de grens voor de vergunningplicht (nu 15 megawatt). Het is niet geloofwaardig dat voor het merendeel van de installaties geen omgevingswetvergunning nodig is, aldus de brief. Wel een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming overigens.

https://twitter.com/GKleinpaste/status/1235886324860805121

CO2-uitstoot

  • Het netto-effect van het gebruik van houtige biomassa op de CO2-uitstoot. De inzet van houtige biomasssa moet leiden tot een vermindering in de CO2-uitstoot ten opzichte van een situatie met aardgas, want anders is biomassa geen duurzaam alternatief. Er bestaan ook in wetenschappelijke kring twijfels of hiervan nu sprake is. ‘Gevolg is dat wij als bestuurders antwoord moeten geven op de maatschappelijke weerstand die op dit punt bestaat en dat antwoord hebben wij niet. Het is daarom van groot belang dat hierin een zo betrouwbaar mogelijk inzicht wordt gecreëerd en dat dit beeld ook breed wordt gecommuniceerd,’ aldus het schrijven.

Tijdelijkheid

  • De tijdelijkheid van het gebruik van houtige biomassa. De inzet van de MRA is dat wordt geïnvesteerd in innovaties en dat er alternatieve warmtebronnen beschikbaar komen om het aardgas te vervangen. Een zorgpunt daarbij is dat de zoektocht naar die hoogwaardigere toepassingen belemmerd kan worden door het nu wel erg ongelijke speelveld door de SDE+subsidies en het grote beslag dat biomassacentrales leggen op de lokale biomassa. Die subsidies die veelal voor twaalf jaar worden verstrekt moeten de tijdelijkheid garanderen, maar de bestuurders voelen weinig vertrouwen dat dit zo gaat werken. Daar moet helderheid over komen.
Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen