Het college heeft in samenwerking met de gemeenteraad en nazaten van slaven bekeken hoe doeltreffend onderzoek kan worden gedaan naar het Zaanse slavernijverleden en slachtoffers van het kolonialisme. Zo moet een genuanceerder beeld van de geschiedenis ontstaan.
Het beoogde doel is de versterking van het begrip en de banden tussen de verschillende bevolkingsgroepen in Zaanstad en de erkenning van de doorwerking van het slavernijverleden in het heden. In juni vorig jaar nam de gemeenteraad een amendement aan om maximaal 300.000 euro beschikbaar te stellen voor zo'n onderzoek, op grond van de vragen hoe groot de invloed van de slavernij is geweest op de ontwikkeling van de Zaanstreek en in hoeverre de rechtsvoorgangers van de gemeente Zaanstad daarbij betrokken waren.
De vraag naar de invloed van de slavernij op de ontwikkeling van de Zaanstreek vraagt om aanscherping en afbakening, schrijft het college nu aan de raad. 'Het profiteren van slavernij kan vele gedaanten aannemen, van het verdienen aan mensenhandel tot het leveren van producten en diensten bij het transport en de verwerking van grondstoffen (rijst, cacao, specerijen, koffie, etcetera) die met behulp van slavernij geproduceerd zijn. Ook de financiering van deze activiteiten leverde vaak profijt op. Die financiering gebeurde in de Zaanstreek vaak met particulier kapitaal afkomstig uit de lokale netwerken, van ondernemers, maar er waren ook institutionele investeerders. Dus om antwoord te kunnen geven op de vraag naar de invloed van de slavernij is het belangrijk om af te wegen welke economische sectoren in het onderzoek betrokken moeten worden.'
Ook het begrip slavernij vraagt om aanscherping, zo leverde een eerste verkenning op. 'Er waren namelijk naast slavernij ook andere vormen van onvrije arbeid, zoals in het Cultuurstelsel dat tussen 1830 en 1870 in Nederlands-Indië werd toegepast. Een tweede afbakening is geografisch van aard. Beperkt het onderzoek zich tot het koloniaal verleden in het Caribisch gebied en Suriname of wordt ook gekeken naar voormalig Nederlands–Indië? Het handelsvolume met dit laatste gebied was immers veel omvangrijker.'
En dan is er nog de vraag of ook onderzoek gedaan moet worden naar de doorwerking van het slavernijverleden op de huidige verhoudingen in de Zaanstreek. 'Dit is weliswaar niet expliciet benoemd in de vraagstelling, maar inzicht hierin is wel het beoogde doel van het onderzoek. In dat geval zal er een knip gelegd moeten worden in het onderzoek, een sociaaleconomisch getint historisch onderzoek gevolgd door een sociologische analyse van de huidige maatschappelijke verhoudingen in de Zaanstreek. Daarbij is de vraag of deze doorwerking in de Zaanstreek wezenlijk anders is dan in de rest van Nederland. De gewenste aanscherping en afbakening zal onderdeel uitmaken van de opdracht die verleend wordt aan de onderzoeker(s).' Er is nu een aantal scenario's mogelijk:
Het college is voorstander van het eerste scenario, met de toevoeging dat het van belang is dat er naast een wetenschappelijk rapport ook een publieksversie en/of onderwijsmateriaal ontwikkeld moet worden. Dit is ook belangrijk voor het Zaans Museum, dat werkt aan een herijking van de vaste opstelling waarin de geschiedenis van de Zaanstreek verteld wordt. De vraag is nu welke keuze de gemeenteraad gaat maken.