Kamerverhuur aan toeristen voor fiscus anders dan aan studenten

Foto: Wikimedia / Raysonho

Het geld dat verdiend wordt met de verhuur van een deel van de eigen woning is alleen vrijgesteld van belasting als de huurder staat ingeschreven op datzelfde adres. Dat heeft de Hoge Raad bepaald.

De staatssecretaris van Financiën ging in cassatie nadat het gerechtshof een vrouw gelijk gaf die een beroep deed op de kamerverhuurvrijstelling. Zij verhuurde in 2016 een deel van haar eigen woning in verschillende periodes van het jaar via Airbnb, drie maal voor één maand en één keer voor twee maanden. De fiscus telde in een navorderingsaanslag 70 procent van de huurinkomsten bij haar inkomen op en stelde dat de vrijstelling niet van toepassing was, omdat niet was voldaan aan de vereiste van inschrijving in de basisregistratie personen. Het Hof oordeelde dat die inschrijvingseis slechts een bewijsfunctie had, maar daar is de Hoge Raad het niet mee eens.

Vrijstelling dient ander doel

De wettelijke inschrijvingseis heeft niet alleen een bewijsfunctie, maar is een voorwaarde voor de toepassing van de kamerverhuurvrijstelling. Als niet is voldaan aan deze eis moet 70 procent van de inkomsten uit de verhuur tot het ‘inkomen uit werk en woning’ worden gerekend. De kamerverhuurvrijstelling is bedoeld om het aanbod aan studentenkamers te vergroten en niet voor platformverhuur aan toeristen.

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen