Rede van Jan Hamming bij de herdenking van de Februaristaking

Foto: Gemeente Zaanstad

Traditiegetrouw is op deze 26e februari de Februaristaking herdacht, de dag dat arbeiders uit de Zaanstreek en de regio in 1941 in groten getale hun werk neerlegden uit protest tegen de vervolging van hun Joodse landgenoten.

Burgemeester Jan Hamming sprak voor het eerst een rede uit bij de herdenking bij het monument op de Wilhelminabrug in Zaandam. Dit zijn zijn woorden:

Dames en heren,

Zoals de Zaanstreek elk jaar de Februaristaking herdenkt, zo heeft Heusden, waar ik hiervoor burgemeester was, ook een jaarlijkse herdenking van een bepalend moment uit de Tweede Wereldoorlog. Een gitzwart moment.

In de nacht van 4 op 5 november 1944, de nacht voor de bevrijding van dit Brabantse stadje, bliezen de Duitsers de toren van het oude stadhuis op. Het stadhuis waar op dat moment veel Heusdenaren schuilden voor de gevechten. Met afschuwelijke gevolgen: 134 inwoners kwamen ook het leven, 10 procent van de bevolking van Heusden Vesting. Een drama waardoor de bevrijding, ook jaren na dato, nog steeds een bittere bijsmaak heeft in Heusden.

En dat geldt ook voor de jaarlijkse herdenking. Het is een herdenking van een gruwelijke misdaad, een herdenking van het slechte dat een oorlog in mensen bovenbrengt. Een herdenking van een daad die alleen chaos, ellende en verdriet bracht. Een daad zonder hoop.

Hoe bijzonder is het dan om vandaag hier te staan.

Het is niet zo dat de oorlogsverschrikkingen in de Zaanstreek minder erg waren. Het tegendeel is waarschijnlijk eerder waar. De oorlog duurde hier langer, de ontberingen waren groter. Het is ook niet zo dat de Februaristaking die we hier vandaag herdenken een halt heeft kunnen toeroepen aan de deportatie van en de moord op de Joden. U weet allemaal dat het grootste deel van de Joodse gemeenschap in de Zaanstreek de oorlog niet heeft overleefd.

Maar toch.

Dat duizenden Zaankanters gehoor gaven aan de oproep Staakt! Staakt! Staakt! en opkwamen voor hun Joodse medeburgers is een lichtpunt in deze donkere periode die ook nu nog, 77 jaar later, hoop biedt en inspireert. Het is een verhaal ook dat het juist in dit jaar verdient om verteld te worden, omdat 2018 door het Nationaal Comité 4 en 5 mei is uitgeroepen tot ‘Jaar van Verzet’. Een jaar waarin we ons de vraag stellen hoe de verzetsmensen van toen ons tot voorbeeld kunnen dienen.

Vaak wordt dan de vraag gesteld: wat zou jij doen in hun situatie?

Maar eigenlijk is dat een onmogelijke vraag. Wij leven – gelukkig – in totaal andere omstandigheden. Wij leven in een vrije, democratische samenleving. Veel dingen die toen verboden en dus gevaarlijk waren, zijn nu een recht.

Kijk naar wat er gebeurde op Harenmakerstraat 17, het huis van Cees Prins, die daar op zolder met een andere lokale communist, Piet van Breemen, de stencilmachine op volle toeren liet draaien om de stakingsoproepen te drukken. Het regelmatige getik van de stencilmachine was door de dunne wandjes heen te horen. Wat zou er met Prins en Van Breemen zijn gebeurd als dat geluid door verkeerde oren was ontdekt? Daar heb je niet veel fantasie voor nodig, als je het lot van veel andere Zaanse verzetshelden kent.

En kijk naar de staking zelf. Niet alleen in Amsterdam, ook hier werd die uiteindelijk door de Duitsers met grof geweld beëindigd. Slagersknecht Jan Keijzer moest dat met de dood bekopen. Hoe anders is dat vandaag de dag.

Wie nu wil staken of demonstreren kan zonder gevaar zijn oproepen verspreiden en de straat op. Wie nu zijn stem wil laten horen tegen welk onrecht dan ook, heeft die vrijheid. Dus waarin zit ‘m dan de actuele betekenis van de daden van Prins, Van Breemen en al die duizenden Zaanse stakers?Waarin zit ‘m dan de actuele betekenis van het verzet van toen?

Dat zit ‘m, om met de woorden van NIOD-directeur Frank van Vree te spreken, in het ‘besef van verantwoordelijkheid voor de ander’. Het besef dat je als mens niet alleen op de wereld bent, maar betrokken bent bij de mensen om je heen. Dat je ziet dat een medemens hulp nodig heeft of een beroep op je doet. Dat je ziet dat de waardigheid van een ander in het geding is en dat je dan in actie komt. Dat je dat doet zonder bij voorbaat te weten hoe dat eindigt, zonder de gevolgen te kennen.

En dat kan ook in een vreedzame samenleving als de onze.

Verantwoordelijkheid nemen voor de ander beperkt zich dan niet tot verzet tegen onrecht. Het kan ook gaan om ziekte, om eenzaamheid, om financiële problemen, om kinderen die een veilig thuis nodig hebben.

Als je er zo naar kijkt, dan houden de stakers van toen ons een spiegel voor: in hoeverre zijn wij bereid iets voor de ander te doen als het gevolgen voor onszelf heeft, als het ons iets kost, als het een offer vraagt? We zijn het aan hen verplicht om in die spiegel te kijken en onszelf die vragen te stellen.

En natuurlijk zijn we het ook aan hen verplicht om pal te blijven staan voor de waarden waar zij voor stonden: dat we mensen in hun waarde laten, dat we mensen laten zijn wie ze zijn, ongeacht afkomst, ras, geslacht seksuele voorkeur of religie. Dat we niemand uitsluiten.

Juist in verkiezingstijd kan die boodschap niet genoeg benadrukt worden. Een tijd waarin meningsverschillen over waar het met de samenleving naar toe moet, vaak flink worden aangezet. Daar is niks mis mee. Als het maar blijft gaan om de SAMENleving, een plek waar we met z’n allen samenleven en geen groepen worden buitengesloten.

Want dát is waarvoor de Zaanse Februaristakers de straat op gingen, op 26 februari 1941. ‘Een machtige dag’, zei een van de stakers later. ‘Want je besefte dat massaal verzet mogelijk was.’

Die machtige dag wordt hier terecht elk jaar herdacht – en het is een voorrecht om daar vandaag voor het eerst bij te mogen zijn. Die machtige dag blijft ook 77 jaar na dato een lichtend voorbeeld voor ons allemaal.

Dank u wel.

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen