De PVV stelde begin mei schriftelijke vragen over het sluiten van kelderboxen na een drugsvondst en betoogde dat het eerlijker zou zijn om in die gevallen ook de bijbehorende woning te sluiten. Wanneer in een woonruimte drugs of drugsgerelateerde zaken worden aangetroffen gaan die immers vaak voor een bepaalde periode op slot, afhankelijk van de ernst van de zaak. Dat heeft verstrekkende gevolgen.
Dat lijkt geen hele ingewikkele vraag waarvoor veel uitzoekwerk moet worden verricht, maar het college heeft nu al voor de derde keer een uitstelbrief gestuurd en dus nog steeds geen antwoord gegeven. De praktijk is intussen onveranderd: eind vorige maand werd aan het Boksland in Assendelft nog een schuur gesloten nadat daar circa 520 kilo grondstoffen voor harddrugs werden ontdekt. De deur werd daarop voor drie maanden verzegeld, maar de woning niet. Wat de PVV betreft worden de verdachten in deze zaak daarmee coulanter behandeld dan mensen die crimineel bezig waren in hun woning.
Burgemeesters mogen woningen, garages, bedrijfspanden en andere ruimtes sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Het is daarvoor geen vereiste dat er drugs zijn verhandeld, of de eigenaar of huurder van de aanwezigheid van de drugs afwist, of de eigenaar in het pand woont en of deze eigenaar was van de drugs. Bij meer dan vijf gram softdrugs, vijf hennepplanten en meer dan 0,5 gram harddrugs wordt uitgegaan van een handelshoeveelheid en kan de bestuurlijke sanctie worden opgelegd.
De burgemeester mag echter niet zomaar een woning sluiten. In de meeste gevallen krijgen de bewoners eerst de gelegenheid om een zienswijze in te dienen voordat er een definitief besluit wordt genomen. De burgemeester is wettelijk verplicht om steeds een belangenafweging te maken bij zijn beslissing en wanneer die onvoldoende onderbouwd is, kan een rechter de sluiting (al dan niet gedeeltelijk) terugdraaien. De Raad van State heeft de bevoegdheid van de birgemeester nog eens afgekaderd in een uitspraak uit 2019 .